3.2.Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof aangegeven niet langer de kosten voor het aanleggen van het laminaat en de kosten voor het aanpassen van de keuken te claimen als zijnde aftrekbaar als specifieke zorgkosten. Deze hoger beroepsgronden zijn aldus ingetrokken.
4. Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“Aanschafkosten bril
15. Artikel 6.17, eerste lid en onderdeel d, van de Wet IB 2001 bepaalt dat uitgaven voor specifieke zorgkosten uitgaven zijn die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor andere hulpmiddelen, met uitzondering van brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen.
16. In de memorie van toelichting van de ‘Regeling van een tegemoetkoming voor
chronisch zieken en gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)’ (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 706, nr. 3, p. 47) is over artikel 6.17, eerste lid en onderdeel d, van de Wet IB 2001 het volgende vermeld:
“In het voorgestelde artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001 wordt de aftrekmogelijkheid van uitgaven voor andere hulpmiddelen geregeld.
Uitgaven voor brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen zijn uitgezonderd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in afwijkingsgraad van de ogen en daarmee in sterkte van bril of contactlenzen, omdat vanwege uitvoeringstechnische redenen een dergelijke afbakening niet mogelijk is.
De reden van uitsluiting van voornoemde hulpmiddelen is, dat het dragen van een bril of contactlenzen een zo veel voorkomend verschijnsel in onze samenleving is dat de kosten die met de aanschaf en het gebruik hiervan samenhangen niet als voldoende specifiek en naar hun aard als meerkosten in vergelijking met doorgaans gezonde personen beoordeeld zijn,
om voor aftrek in aanmerking te komen. Omdat een ooglaserbehandeling ter vervanging of voorkoming van bril of contactlenzen nauw verbonden is met het dragen van een bril of contactlenzen, zijn de uitgaven voor een dergelijke behandeling eveneens uitgesloten van aftrek. Onder overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen wordt bijvoorbeeld contactlensvloeistof verstaan.”
17. Ter zitting heeft de echtgenoot van eiseres verklaard dat zijn bril een medische noodzaak heeft en ter onderbouwing daarvan is een schriftelijke verklaring van zijn oogarts overgelegd. De echtgenoot van eiseres heeft verklaard, en de verklaring van de oogarts ondersteunt dat, dat de (geelfilter)glazen in zijn bril geen sterkte hebben om hem beter te kunnen laten zien, maar de functie hebben om zijn ogen te beschermen tegen blauw licht, zodat verdere achteruitgang van het functioneren van zijn ogen wordt vertraagd.
18. Gelet op de verklaring van de echtgenoot van eiseres ter zitting en de schriftelijke verklaring van zijn oogarts, is de rechtbank van oordeel dat de bril van de echtgenoot van eiseres niet de functie van ondersteuning van het gezichtsvermogen heeft, maar een beschermende functie heeft voor zijn ogen. Op grond daarvan kan de bril niet worden geschaard onder de in artikel 6.17, eerste lid en onderdeel d, van de Wet IB 2001 uitgezonderde brillen. De rechtbank zal hierna beoordelen of de bril kan worden aangemerkt als ‘ander hulpmiddel’ als bedoeld in onderdeel d en/of het tweede lid van artikel 6.17 van de Wet IB 2001.
19. Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan op de voet van het hieronder (onder 23) weergegeven tweede lid van artikel 6.17 van de Wet IB 2001 aftrek worden verleend, indien het hulpmiddel een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, dan wel naar haar aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen. Daartoe is onvoldoende dat er een causaal verband bestaat tussen de aanschaf en het gebruik van het middel en de vermindering van de klachten als gevolg waarvan een elementaire lichaamsfunctie kan worden uitgeoefend. Vereist is dat het middel een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat het alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, dan wel naar zijn aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen (vgl. Hoge Raad 25 april 2001, nr. 36 029, ECLI:NL:HR:2001:AB1297, Hoge Raad 5 maart 2004, nr. 38 428, ECLI:NL:HR:2004:AO5054 en Hoge Raad 14 september 2007, nr. 41 597, ECLI:NL:HR:2007:BB3439). 20. Niet in geschil is dat er een medische noodzaak voor de echtgenoot van eiseres bestaat voor het dragen van de bril en dat de uitgaven voor de bril direct verband houden met zijn ziektebeeld. Voorts acht de rechtbank op basis van hetgeen de echtgenoot van eiseres naar voren heeft gebracht aannemelijk dat een dergelijke bril een bijzondere hoedanigheid bezit als gevolg waarvan deze uitsluitend door zieke personen pleegt te worden gedragen. De rechtbank is gelet op dit een en ander van oordeel dat de bril moet worden aangemerkt als ander hulpmiddel in de zin van artikel 6.17, eerste lid en onderdeel d van de Wet IB 2001, zodat verweerder de kosten van de bril ten onrechte niet in aftrek heeft toegelaten. In zoverre zijn de beroepen gegrond.
21. Blijkens de tot de gedingstukken behorende nota is de bril aangeschaft op 25 juli 2012 in Polen voor een bedrag van, omgerekend, € 800. Voor de aftrek specifieke zorgkosten heeft eiseres hierop een afschrijving van vijf jaar toegepast, wat neerkomt op een bedrag per jaar van € 160. Voor het jaar 2012 is van het bedrag van de totale aftrek specifieke zorgkosten 83% in de aangifte van eiseres in aanmerking genomen en 17% in de aangifte van de echtgenoot van eiseres, voor het jaar 2014 is van het bedrag van de totale aftrek specifieke zorgkosten 71% in de aangifte van eiseres in aanmerking genomen en 29% in de aangifte van de echtgenoot van eiseres. De rechtbank zal overeenkomstig deze verdeling de kosten van de bril in aanmerking nemen bij eiseres en haar echtgenoot. Voor eiseres betekent dit dat het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd dient te worden met € 132,80 (2012) en € 113,60 (2014), zodat het belastbaar inkomen voor de respectievelijke jaren moet worden verminderd tot de volgende bedragen (naar beneden afgerond): € 35.166 (€ 35.299 minus € 132,80) en € 33.295 (€ 33.409 minus € 113,60).
Aanschafkosten iPad
22. Artikel 6.17 van de Wet IB 2001 luidde tot 2014, voor zover van belang, als volgt:
“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
b. vervoer;
c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;
d. andere hulpmiddelen, met uitzondering van brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;
(…)
2. Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt mede aangemerkt een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn. Hiertoe worden gerekend:
a. aanpassingen van een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan, die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht, voorzover de aanpassingen niet leiden tot een waardevermeerdering van de woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan welke uitgaat boven tien procent van de op de belastingplichtige drukkende aanpassingskosten;
b. zaken en aanpassingen van zaken, niet zijnde een aanpassing van een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan, voorzover deze zaken en aanpassingen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt.”
23. Met ingang van 1 januari 2014 luiden genoemde bepalingen als volgt:
“1. Uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor:
a. genees- en heelkundige hulp, met uitzondering van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen;
b. vervoer;
c. farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts;
d. andere hulpmiddelen, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt;
(…)
2. Als ander hulpmiddel als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden in ieder geval niet aangemerkt:
1°. brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen;
2°. scootmobielen;
3°. rolstoelen;
4°. aanpassingen aan, in of om een woning, woonboot, woonwagen of aanhorigheid daarvan.”
24. Nu eiseres aanspraak wenst te maken op de begunstigende regeling van artikel 6.17 van de Wet IB 2001, ligt het op haar weg om tegenover de betwisting door verweerder aannemelijk te maken dat de voor haar echtgenoot aangeschafte iPad over een bijzondere hoedanigheid beschikt die meebrengt dat deze hoofdzakelijk wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres, met hetgeen zij heeft aangevoerd, niet is geslaagd in deze op haar rustende bewijslast. De omstandigheid dat een iPad beschikt over een spraakfunctie is daartoe onvoldoende.
Aanleggen laminaat en aanpassingen keuken
25. Op grond van het hiervoor genoemde (zie onder 23) artikel 6.17, tweede lid, onderdeel a, van de Wet IB 2001 (tekst tot 2014) komen voor aftrek in aanmerking aanpassingen van een woning die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht.
26. Eiseres heeft gesteld dat haar echtgenoot vanwege zijn astma door de huisarts is geadviseerd de vloerbedekking in de slaapkamers te vervangen door laminaat. Ook in verband met het feit dat hij slechtziend is, is laminaat voor het geluid beter dan vloerbedekking. Ook de aanpassing aan de keuken, waarbij nieuwe fronten zijn geplaatst met grotere handgrepen, waren voor de echtgenoot van eiseres noodzakelijk in verband met zijn slechtziendheid. Gelet op deze redenen van het aanleggen van laminaat en de aanpassingen aan de keuken is eiseres van mening dat de daarmee verband houdende kosten als zorgkosten kwalificeren. Eiseres heeft ter onderbouwing van de aftrek een rekening overgelegd van de aanschafkosten en het laten leggen van het laminaat en van de aanpassingen aan de keuken. Ook heeft zij een medisch verslag overgelegd waaruit de toestand van haar echtgenoot blijkt.
27. De door eiseres opgevoerde kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als uitgaven voor aanpassingen van de woning die vanwege een functiebeperking op medisch voorschrift zijn aangebracht als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, onderdeel a van de Wet IB 2001. Niet aannemelijk is geworden dat eiseres en/of haar echtgenoot deze uitgaven hebben gedaan op medisch voorschrift. Het karakter van een voorschrift is dat het voorschrijft, dat wil zeggen: aangeeft wat gedaan of nagelaten moet worden (vgl. Hof Den Bosch 19 december 2014, nr. 13/00985, ECLI:NL:GHSHE:2014:5405). Het door eiseres overgelegde medische verslag van de toestand van haar echtgenoot kan niet worden aangemerkt als een medisch voorschrift in de zin van voornoemd artikel. Gelet op de wettekst is voor 2014 aftrek voor woningaanpassingen geheel uitgesloten, zodat ook op die grond aftrek niet mogelijk is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht de aftrek heeft geweigerd. Slotsom
28. Gelet op hetgeen onder 15 tot en met 21 is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
29. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisereses gemaakte proceskosten waarbij de rechtbank de onderhavige zaken en de zaken met nummers HAA 17/2989,
HAA 17/2990 en HAA 17/2991 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht nu genoemde zaken gelijktijdig zijn behandeld ter zitting van de rechtbank, de rechtsbijstand is verleend door dezelfde gemachtigde en de werkzaamheden van de gemachtigde voor eiser en zijn echtgenote nagenoeg identiek konden zijn. De kosten stelt de rechtbank op grond van het vorengenoemde Besluit, voor de vorenbedoelde zaken tezamen vast op € 751,50 wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 501, een wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaken en een factor 1,5 wegens 4 of meer samenhangende zaken). De rechtbank ziet voor de vergoeding van de bezwaarkosten geen aanleiding nu eiseres in de bezwaarfase geen verzoek tot vergoeding van deze kosten heeft gedaan. De proceskostenvergoeding zal bij helfte worden toegekend aan eiseres en haar echtgenoot, zodat de vergoeding van proceskosten aan eiseres bedraagt (€ 751,50 / 2 =) € 375,75.”