ECLI:NL:HR:2004:AO5054

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38428
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake aanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 mei 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, aangeduid als X te Z, was opgelegd. De aanslag betrof een belastbaar inkomen van ƒ 93.487 voor het jaar 1997. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 92.019 (€ 41.756,40).

De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. In de cassatieprocedure werd door belanghebbende een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie gegrond was en vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De Hoge Raad verklaarde het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond.

De Hoge Raad beoordeelde ook de vraag of het door belanghebbende aangeschafte QRS-apparaat als hulpmiddel in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kon worden aangemerkt. Het Hof had geoordeeld dat het apparaat als hulpmiddel kon worden aangemerkt, maar de Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet kon standhouden. Het apparaat voldeed niet aan de vereisten om als hulpmiddel te worden aangemerkt, omdat het niet uitsluitend door zieke of invalide personen werd gebruikt en niet een door ziekte of invaliditeit gestoorde lichaamsfunctie kon overnemen.

De Hoge Raad besloot dat de zaak afgedaan kon worden zonder veroordeling in de proceskosten, en sprak het arrest openbaar uit op 5 maart 2004.

Uitspraak

Nr. 38.428
5 maart 2004
wv
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 mei 2002, nr. 00/01098, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 93.487, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 92.019 (€ 41.756,40). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat het door belanghebbende aangeschafte QRS-apparaat kan worden aangemerkt als een hulpmiddel in de zin van artikel 46, lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het heeft voor dit oordeel redengevend geacht dat het apparaat in het algemeen slechts aanwending vindt voor geneeskundige doeleinden.
3.2. In cassatie wordt 's Hofs oordeel terecht bestreden. Indien, zoals hier kennelijk het geval is, een middel niet is opgenomen in het verstrekkingenpakket van de Ziekenfondswet of dat van de AWBZ, is vereist dat het middel een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat het alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, dan wel naar zijn aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen. De stukken van het geding laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat het onderwerpelijke apparaat, dat door de fabrikant wordt omschreven als "eine ideale Möglichkeit, selbst etwas für die eigene Gesundheit und die Erhältung der Leistungsfähigkeit zu tun", niet een bijzondere hoedanigheid bezit die meebrengt dat het alleen wordt gebruikt door zieke en/of invalide personen, en dat het niet naar zijn aard een door ziekte of invaliditeit gestoorde elementaire lichaamsfunctie kan overnemen. Het kan derhalve niet worden aangemerkt als een hulpmiddel in vorenbedoelde zin. Het middel is gegrond. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2004.