ECLI:NL:HR:2001:AB1297
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 14 februari 2000. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1996, naar een belastbaar inkomen van f 50.811. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 49.136, maar deze uitspraak is door de Staatssecretaris bestreden in cassatie.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en zich gericht op de vraag of de door belanghebbende aangeschafte 'pulsors' als hulpmiddelen kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 46, lid 3, letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof had geoordeeld dat de pulsors, die door belanghebbendes echtgenote waren aangeschaft op voorschrift van een arts, als hulpmiddelen konden worden aangemerkt omdat zij de klachten van de echtgenote zouden hebben verminderd. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat dit oordeel niet juist is. Voor de kwalificatie als hulpmiddel is niet alleen een causaal verband vereist tussen de aanschaf en het gebruik van het middel en de vermindering van klachten, maar ook dat het middel een bijzondere hoedanigheid bezit die het alleen geschikt maakt voor zieke of invalide personen.
De Hoge Raad concludeert dat de pulsors niet aan deze eisen voldoen, aangezien zij ook door gezonde personen worden gebruikt en niet de gestoorde lichaamsfunctie van belanghebbendes echtgenote kunnen overnemen. Daarom is het middel gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.