ECLI:NL:GHAMS:2016:5465
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Verwijzing na Hoge Raad inzake gezag en omgang met betrekking tot minderjarige
In deze zaak, die na verwijzing door de Hoge Raad aan het Gerechtshof Amsterdam is voorgelegd, betreft het een geschil over het gezag en de omgang van de man met zijn biologische zoon, [de minderjarige]. De man heeft [de minderjarige] erkend op 29 augustus 2006, nadat de moeder van [de minderjarige] hem op 30 november 2004 had achtergelaten. De man is in 2006 samen met de moeder belast met het gezag, maar is in 2011 ontheven uit het gezag. De Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JRR) is sindsdien als voogd aangesteld. De man heeft herhaaldelijk juridische stappen ondernomen om het gezag te herstellen en omgang met zijn zoon te verkrijgen, maar zijn verzoeken zijn in eerdere procedures afgewezen. De Hoge Raad heeft de eerdere beschikkingen van het hof Den Haag vernietigd en de zaken terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de zitting op 8 september 2016 is de man, bijgestaan door zijn advocaat, verschenen, evenals vertegenwoordigers van JRR en de pleegouders. De man heeft zijn verzoeken herhaald, waaronder het herstel van het gezag en het benoemen van een bijzondere curator voor [de minderjarige]. Het hof heeft besloten een deskundigenonderzoek te gelasten om de situatie van [de minderjarige] en de mogelijkheden voor contact met de man te onderzoeken. De kosten van het onderzoek komen ten laste van partijen, waarbij de man een toevoeging heeft gekregen. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat partijen zich over het voornemen van het hof hebben kunnen uitlaten.