ECLI:NL:GHAMS:2018:4922
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting en heffingsrente door de Belastingdienst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over naheffingsaanslagen omzetbelasting en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente. De belanghebbende, [X] B.V., had in de jaren 2009 tot en met 2012 abusievelijk het verlaagde tarief voor de omzetbelasting toegepast. De inspecteur van de Belastingdienst legde naheffingsaanslagen op voor het verschil tussen het verlaagde tarief en het algemene tarief, alsook boetes en heffingsrente. De rechtbank had eerder de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht rente in rekening had gebracht, ongeacht of de afnemers van belanghebbende recht hadden op aftrek van voorbelasting. De relatie tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst was bepalend voor de verschuldigdheid van de rente. Het Hof bevestigde dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval, en dat de heffingsrente rechtmatig was opgelegd. De stelling van belanghebbende dat de rente berekend moest worden over een lager bedrag werd verworpen, omdat de naheffingsaanslagen correct waren opgelegd.
De slotsom was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De kostenveroordeling werd afgewezen, en de belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.