In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 11 augustus 2022, zijn de beroepen van de erven van [belanghebbende] tegen de belastingrentebeschikkingen van de inspecteur van de belastingdienst aan de orde. De rechtbank beoordeelt de beroepen die zijn ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 16 maart 2021, met betrekking tot navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016 en 2018. De belanghebbenden, erfgenamen van de erflaatster, hebben bezwaar gemaakt tegen de belastingrentebeschikkingen die door de inspecteur zijn opgelegd in het kader van deze navorderingsaanslagen.
De rechtbank constateert dat de navorderingsaanslagen zelf niet in geschil zijn, maar dat de belastingrentebeschikkingen ter discussie staan. De inspecteur heeft in de beroepsfase zijn standpunt herzien en bepleit dat de belastingrente over de jaren 2016 en 2018 moet worden verminderd. De rechtbank oordeelt dat de belastingrentebeschikkingen moeten worden aangepast, waarbij de belastingrente voor 2016 wordt verminderd tot € 87 en voor 2018 tot € 33. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze betrekking hebben op de belastingrentebeschikkingen en verklaart de beroepen gegrond. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbenden.