Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[geïntimeerde] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
The Moscow Arbitrazh Courtin maart 2006 een
supervision procedureop Yukos Oil van toepassing verklaard, heeft
The Moscow Arbitrazh CourtYukos Oil in augustus 2006
bankruptverklaard, heeft
The Moscow Arbitrazh Courtals
temporary receiverrespectievelijk
receiveraangesteld [Z] (hierna: [Z] ).
bankruptcyvan Yukos Oil is in november 2007 geëindigd.
(i) de rechtsmacht van de buitenlandse rechter is gebaseerd op een naar internationale maatstaven aanvaardbare rechtsmachtgrond;
(ii) de buitenlandse procedure is gevoerd met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke procesorde;
(iii) de buitenlandse uitspraak niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde.
De stellingen van [X] strekken onder meer ertoe te betogen dat niet aan de onder (ii) en (iii) genoemde voorwaarden voor erkenning van het faillissementsvonnis is voldaan.
Dit brengt voorts mee dat [B] en [A] nooit tot bestuurders van Yukos Finance zijn benoemd, zodat ook alle door hen in die hoedanigheid genomen besluiten nietig zijn.
Ordervan 26 mei 2006 heeft de
United States Bankruptcy Court (Southern District of New York)op verzoek van [Z] (onder anderen) Yukos International bevolen de opbrengst van de verkoop van haar belang in AB Mazeikiu Nafta te storten op “
a segregated interest bearing bank account (the “Bank Account”) in the name of Yukos International”en bepaald dat de verkoopopbrengst “
shall not be used for any purpose, nor distributed from the Bank Account, absent an agreement of the Parties or an order of the Dutch court”.
Ordervan 4 januari 2008 heeft de
United States Bankruptcy Court (Southern District of New York), voor zover hier van belang, overwogen en beslist:
rechtbank) (the “Termination Date”), (…) unless Mr. [Z] , Promneftstroy, or any other party that may have standing under Dutch law shall have properly commenced, prior to the Termination Date, a proceeding in accordance with Dutch law before a Dutch court of competent jurisdiction seeking to impose Injunctive Relief or similar relief as may be available in accordance with Dutch law (…), in which case (x) the Dutch court shall have exclusive authority to determine whether to grant or deny such relief and (y) (…) the Injunctive Relief issued by this Court in the May 26 Order shall continue until the Dutch Court renders a decision on such request, subject to further or other direction of the Dutch Court.
freezing orderis vernietigd en anderzijds uit rov. 4.3 van het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2008 (NJ 2008/225) volgt dat de handhaving door Promneftstroy van die
freezing ordertussen 6 maart 2008 en 7 januari 2011 jegens Yukos International onrechtmatig is geweest. Volgens Promneftstroy is rechtens onjuist het oordeel van de rechtbank in rov. 4.3.3 dat uit rov. 4.3 van het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2008 zou volgen dat de eerdere handhaving van de
freezing orderdoor Promneftstroy onrechtmatig zou zijn geweest jegens Yukos International. Promneftstroy is van mening dat bedoelde overweging van de Hoge Raad dat
“… in beginsel dient te worden aangenomen dat degene die door dreiging met executie zijn wederpartij heeft gedwongen zich naar een in kort geding gegeven bevel te gedragen, onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld wanneer hij, naar achteraf in hoger beroep van het kortgedingvonnis of in een bodemgeschil blijkt, niet het recht had van de wederpartij te vergen dat deze zich overeenkomstig dit bevel gedroeg.”aldus moet worden begrepen dat geen sprake is van onrechtmatig handelen van Promneftstroy, indien in de bodemprocedure komt vast te staan dat Promneftstroy ‘materieel’ gerechtigd was tot de voorlopige maatregel. Van dat laatste is sprake indien in de bodemprocedure onherroepelijk zal zijn beslist dat de faillietverklaring van Yukos Oil in augustus 2006 niet in strijd was met de Nederlandse openbare orde, in welk geval Promneftstroy aandeelhouder in Yukos Finance is geworden.
freezing orderin genoemde periode onrechtmatig is, ook als het definitieve eindoordeel in het bodemgeschil over de rechtskracht van het Russische faillissementsvonnis in Nederland anders zou luiden dan het oordeel van de rechtbank in haar vonnis van 31 oktober 2007, oftewel alsnog onherroepelijk zal zijn beslist dat Promneftstroy wel rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Het handhaven van de
freezing ordergedurende genoemd tijdvak kan pas als onrechtmatig worden bestempeld als de uitkomst van het bodemvonnis van de rechtbank van 31 oktober 2007, waarop de Hoge Raad zijn kortgedingarrest van 7 januari 2011 procedureel heeft afgestemd, onaantastbaar is geworden. De enkele weigering van de
freezing orderdoor de voorzieningenrechter, in casu de Hoge Raad, impliceert nog niet dat Promneftstroy jegens Yukos International aansprakelijk is uit onrechtmatige daad. Daarvan zal geen sprake zijn wanneer in de hoofdzaak, uiteindelijk (alsnog) komt vast te staan dat het Russische faillissementsvonnis in Nederland rechtskracht heeft en bijgevolg de overdracht van de aandelen in Yukos Finance aan Promneftstroy geldig is. Dit een en ander impliceert immers alsdan een bevestiging van het feit dat de
freezing orderdestijds terecht was opgelegd. Het kortgedingarrest van de Hoge Raad van 7 januari 2011 bevat geen oordeel over de materiële rechtsverhouding tussen Promneftstroy en Yukos International. De Hoge Raad heeft zijn arrest enkel afgestemd op het oordeel van de rechtbank in de bodemzaak. De materiële rechtsverhouding ligt uitsluitend in het bodemgeschil ter beoordeling voor. Een ander oordeel zou het ongewenste gevolg hebben dat een voorlopige voorziening in kort geding die achteraf blijkt terecht te zijn toegewezen, toch leidt tot aansprakelijkheid. Yukos International erkent dat, indien uiteindelijk in een bodemprocedure komt vast te staan dat de beslaglegger schuldeiser van de beslagene is, de beslaglegging - die, zo begrijpt het hof, in kort geding is opgeheven - niet onrechtmatig kan zijn geweest (zie pleitnotitie onder 22). Het hof is van oordeel dat een
freezing orderqua doelstelling en gevolgen op één lijn gesteld kan worden met een conservatoir beslag en dat indien uiteindelijk in de bodemprocedure zou komen vast te staan dat Promneftstroy aandeelhouder van Yukos International is geworden (de executie van) de
freezing orderniet onrechtmatig kan zijn geweest. Het arrest van de Hoge Raad van 11 april 2008 (NJ 2008/225) waarnaar Yukos International herhaaldelijk verwijst, leidt niet tot een ander conclusie, omdat de verwijzing in de hiervoor geciteerde overweging van dat arrest naar het hoger beroep van het kort gedingvonnis aldus moet worden uitgelegd dat het alleen betrekking heeft op het geval dat het kort gedingarrest in kracht van gewijsde is gegaan en partijen ervan afzien het materiële geschil aan de bodemrechter voor te leggen, in welk geval er geen andersluidende bodemuitspraak is. Is er wel een andersluidende bodemuitspraak, dan leidt dat immers tot terzijdestelling van het kort gedingvonnis/-arrest, ook als dat in kracht van gewijsde is gegaan, zo volgt uit art. 257 Rv, of zoals in de onderhavige zaak, op basis van de afstemmingsregel tot vernietiging van het kort gedingarrest van 24 februari 2009. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 1976 (NJ 1977, 485) waaruit volgt dat het nadien gewezen afwijkende vonnis in de bodemzaak onherroepelijk moet zijn geworden; zie bijvoorbeeld ook Hoge Raad 16 november 1984 (NJ 1985, 547) en Hoge Raad 22 december 1989 (NJ 1990/434). Dat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 april 2008 van die jurisprudentie heeft willen afwijken, kan uit de vrij summiere rov. 4.3 niet worden afgeleid.
freezing orderop te leggen, omdat niet aan het vereiste van enige (dreigende) onrechtmatige handeling van Yukos International of haar bestuur was voldaan. Het betoog gaat er aan voorbij dat de achtergrond van de
freezing orderis dat nog niet zeker is wie de aandeelhouder van Yukos Finance is en daarmee eigenaar van Yukos International. Het door Yukos International gestelde vereiste van enige (dreigende) onrechtmatige handeling van (het bestuur van) Yukos International heeft bij de beslissing in kort geding kennelijk geen doorslaggevende rol gespeeld.