ECLI:NL:HR:2013:BZ5668

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/00860
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal faillissementsrecht en de werking van het territorialiteitsbeginsel in Nederland

In deze zaak, die betrekking heeft op internationaal faillissementsrecht, heeft de Hoge Raad op 13 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft de rechtspersoon OOO PROMNEFTSTROY uit Rusland en YUKOS FINANCE B.V. uit Nederland, waarbij de Hoge Raad de rechtsgevolgen van een buitenlands faillissement en de handelingsbevoegdheid van de buitenlandse curator ten aanzien van in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen heeft beoordeeld. De uitspraak volgt op een eerder arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, waarin de basisprincipes van de erkenning van buitenlandse faillissementsvonnissen in Nederland zijn vastgesteld.

De Hoge Raad oordeelt dat het Russische faillissementsvonnis territoriale werking heeft, wat betekent dat het niet automatisch van toepassing is op in Nederland aanwezige activa. De curator kan in beginsel wel beheers- en beschikkingshandelingen verrichten, maar deze mogen niet zo ver gaan dat activa die onder het Nederlandse recht niet onder het faillissementsbeslag vallen, toch in de vereffening van de boedel worden betrokken. Dit zou in strijd zijn met het territorialiteitsbeginsel, dat de bescherming van crediteuren beoogt en de handhaving van het gezag van de ene staat op het grondgebied van een andere staat belemmert.

De Hoge Raad vernietigt het eerdere arrest van het gerechtshof te Amsterdam en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de beginselen van behoorlijke rechtspleging en de bescherming van crediteuren in acht te nemen bij de erkenning van buitenlandse faillissementsvonnissen. De Hoge Raad legt de nadruk op de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de betrokken partijen, waarbij de rechten van de schuldeisers in Nederland gewaarborgd moeten blijven.

Uitspraak

13 september 2013
Eerste Kamer
nr. 11/00860
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. De rechtspersoon naar het recht van de Russische Federatie OOO PROMNEFTSTROY,
gevestigd te Moskou, Russische Federatie,
2. YUKOS FINANCE B.V. (vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2]),
gevestigd te Amsterdam,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: aanvankelijk mr. R.A.A. Duk, en mr. P.A. Ruig, thans mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
3. YUKOS FINANCE B.V. (vertegenwoordigd door [verweerder 1] en [verweerder 2]),
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidentele cassatieberoep,
advocaten: aanvankelijk mr. K.G.W. van Oven, thans mr. R.J. van Galen en mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna tezamen worden aangeduid als Promneftstroy c.s. en [verweerders]; verweerders afzonderlijk ook als [verweerder 1], [verweerder 2] en Yukos Finance.

1.Het verdere verloop van het geding in cassatie

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU5630, NJ 2012/424.
Na de uitspraak van het voornoemde arrest is de zaak nader toegelicht door de advocaten van partijen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt i) in het principale beroep tot verwerping, ii) in het door [verweerder 1] en [verweerder 2] ingestelde incidentele beroep tot verwerping, iii) in het door [verweerders] ingestelde incidentele beroep tot verwerping.
De advocaat van Promneftstroy c.s. heeft bij brief van 5 april 2013 op de conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten in cassatie

2.1
In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten als weergegeven in het hiervoor in 1 vermelde arrest van 29 juni 2012 onder 3.1.
2.2
Bij het in cassatie bestreden arrest heeft het hof de vorderingen van Promneftstroy c.s. als tussenkomende partijen in alle onderdelen afgewezen en voor recht verklaard dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden. Samengevat weergegeven, en voor zover in cassatie nog van belang, heeft het hof daartoe met name het volgende overwogen.
Volgens het Nederlandse internationaal privaatrecht kan het in gezag van gewijsde gegane vonnis van een buitenlandse rechter hier te lande niet worden erkend indien (voor zover thans van belang) hetzij de uitvoering van het buitenlandse vonnis tot een inbreuk op de Nederlandse (internationale) openbare orde zou leiden, hetzij dat buitenlandse vonnis tot stand is gekomen in een procedure waarin naar Nederlandse maatstaven op onaanvaardbare wijze tekort is gedaan aan de beginselen van een behoorlijke rechtspleging (rov. 3.3.1).
Wanneer het Russische faillissementsvonnis hier te lande kan worden erkend, is de vraag naar het bestaan en de inhoud van bevoegdheden van de vreemde curator een vraag van faillissementsrecht die wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het desbetreffende faillissement, in dit geval het Russische recht. Nu geen internationale regeling bestaat die anders bepaalt, moet worden onderzocht of het naar Nederlands internationaal privaatrecht geldende beginsel van de territoriale werking van het faillissement eraan in de weg staat dat de curator bepaalde – hem naar Russisch recht toekomende – bevoegdheden uitoefent. (rov. 3.3.2)
Het Russische faillissementsvonnis heeft territoriale werking, niet alleen in die zin dat het faillissementsbeslag op het vermogen van Yukos Oil zich niet uitstrekt tot haar in Nederland aanwezige baten, maar ook in dier voege dat de naar Russisch recht aan het faillissement verbonden rechtsgevolgen in Nederland niet kunnen worden ingeroepen voor zover die rechtsgevolgen ertoe zouden leiden dat onvoldane crediteuren zich niet meer kunnen verhalen op – tijdens of na afloop van het faillissement – in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van (het voormalige) Yukos Oil. (rov. 3.3.3)
Het territorialiteitsbeginsel is gebaseerd op het souvereiniteitsbeginsel, dat de handhaving met dwang van het gezag van de ene staat op het grondgebied van een andere souvereine staat belet. Het beginsel strekt tot bescherming van crediteuren maar beoogt niet (mede) de failliet te beschermen tegen de gevolgen van een insolventieprocedure in een land waarmee Nederland geen verdrag tot erkenning van een aldaar uitgesproken faillissement heeft. Het territorialiteitsbeginsel is dan ook een regel van openbare orde. Dit brengt mee dat aan het Russische faillissementsvonnis elk gevolg moet worden onthouden dat het territorialiteitsbeginsel van zijn effectiviteit zou beroven. (rov. 3.3.4)
Tegen deze achtergrond rustte het Russische faillissementsbeslag niet op de aan Yukos Oil toebehorende aandelen Yukos Finance, die zich in Nederland bevonden ten tijde van de verkoop en levering daarvan door [betrokkene 3]. Weliswaar vormt het in het Nederlandse recht aanvaarde territorialiteitsbeginsel voor de buitenlandse curator geen absoluut beletsel om ten aanzien van de in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van de failliet beheers- en beschikkingsbevoegdheden uit te oefenen, maar die bevoegdheidsuitoefening kan niet zó ver gaan dat de curator die vermogensbestanddelen mag liquideren teneinde de opbrengst daarvan uit te keren aan de in het Russische faillissement erkende crediteuren. Dusdoende zouden immers activa die naar Nederlands recht niet onder het faillissementsbeslag vallen, toch feitelijk in de vereffening van de boedel worden betrokken waardoor het faillissementsbeslag een breder bereik krijgt dan het territorialiteitsbeginsel toestaat. (rov. 3.4.1)
Daarbij komt dat door die verkoop en levering van de zich in Nederland bevindende aandelen Yukos Finance, de verhaalsmogelijkheden van onvoldane crediteuren – tijdens of na afloop van het faillissement – worden beperkt. [verweerders] hebben gemotiveerd gesteld dat er ook in het onderhavige geval dergelijke onvoldane crediteuren zijn, of redelijkerwijs kunnen zijn. Dit is door Promneftstroy c.s. onvoldoende gemotiveerd betwist (rov. 3.4.2).

3.Verdere beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1
Onderdeel I van het middel is al behandeld in het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012.
Onderdeel II van het middel richt diverse klachten tegen rov. 3.3.2–3.4.5 van het bestreden arrest. Bij de beoordeling daarvan dient het volgende tot uitgangspunt.
3.2.1
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG3573, NJ 2009/456, geoordeeld dat, voor zover niet bij een Nederland bindende internationale regeling anders is bepaald, een in een ander land uitgesproken faillissement territoriale werking heeft, niet alleen in die zin (a) dat het daar op het vermogen van de gefailleerde rustende faillissementsbeslag niet mede omvat zijn in Nederland aanwezige baten, maar ook in dier voege (b) dat de rechtsgevolgen die door het faillissementsrecht van dat andere land aan een faillissement worden verbonden, in Nederland niet kunnen worden ingeroepen voor zover zij ertoe zouden leiden dat onvoldane crediteuren zich niet meer kunnen verhalen op – tijdens of na afloop van het faillissement – in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van de (voormalige) gefailleerde. (c) Aan de werking in Nederland van andere gevolgen van een in het buitenland uitgesproken faillissement staat dit territorialiteitsbeginsel niet in de weg.
3.2.2
Deze regels, waarin de beslissing van een drietal eerdere arresten werd herhaald (respectievelijk HR 2 juni 1967, ECLI:NL:HR:1967:AB3520, NJ 1968/16; HR 31 mei 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2091, NJ 1998/108 en HR 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2468, NJ 1999/316), brengen ten aanzien van een in het buitenland uitgesproken faillissement mee (aangenomen dat die uitspraak niet tot stand is gekomen op een wijze die in strijd is met de Nederlandse openbare orde, zie hierna in 3.3.4) dat de curator in dat faillissement in beginsel ook met betrekking tot in Nederland aanwezig vermogen dat tot de failliete boedel behoort – maar waarop het faillissementsbeslag niet rust –, beheers- en beschikkingshandelingen kan verrichten, mits de curator daartoe naar het recht van dat andere land (de
lex concursus) bevoegd is (regel (c)). De buitenlandse curator kan derhalve, indien hij de bevoegdheid daartoe aan de
lex concursusontleent, de zich in Nederland bevindende vermogensbestanddelen vervreemden en de opbrengst daarvan ten goede laten komen aan de faillissementsboedel, met dien verstande dat ingevolge regel (a) tot aan het moment van levering gelegde beslagen moeten worden gerespecteerd, aangezien die vermogensbestanddelen niet onder het faillissementsbeslag vallen.
Regel (b) staat aan het vorenstaande niet in de weg. Om die regel tot zijn recht te laten komen is voldoende dat, zolang tijdens of na afloop van het faillissement vermogensbestanddelen toebehorend aan de (voormalige) gefailleerde in Nederland aanwezig zijn, onvoldane schuldeisers zich daarop kunnen verhalen.
Regel (b) gaat niet zover dat die vermogensbestanddelen geheel buiten de normale afwikkeling van het buitenlandse faillissement zouden moeten blijven. Het territorialiteitsbeginsel verzet zich niet ertegen dat de beschikkingsbevoegdheid van de schuldenaar overgaat op de buitenlandse curator, zodat deze ook de in Nederland gelegen boedelbestanddelen – met respectering van daarop inmiddels gelegde beslagen – ten bate van de gezamenlijke schuldeisers te gelde kan maken.
3.3.1
Het hof heeft in rov. 3.4.1 geoordeeld dat de bevoegdheidsuitoefening door de buitenlandse curator niet zó ver kan gaan dat de curator de in Nederland gelegen vermogensbestanddelen mag liquideren – waarmee het hof heeft gedoeld op de verkoop en levering door de curator van de aandelen in Yukos Finance aan een derde – teneinde de opbrengst daarvan uit te keren aan de in het Russische faillissement erkende crediteuren. Dit oordeel, dat het hof kennelijk heeft gebaseerd op hiervoor vermelde regel (b), geeft gelet op hetgeen hiervoor in 3.2.2 is overwogen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
3.3.2
In rov. 3.4.2 heeft het hof hieraan toegevoegd dat door die verkoop en levering van de aandelen Yukos Finance, de verhaalsmogelijkheden van onvoldane crediteuren – tijdens of na afloop van het faillissement – worden beperkt. Volgens het hof hebben [verweerders] gemotiveerd gesteld dat er ook in het onderhavige geval dergelijke onvoldane crediteuren zijn, of redelijkerwijs kunnen zijn, hetgeen door Promneftstroy c.s. onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dit oordeel berust op de hiervoor bedoelde onjuiste rechtsopvatting; het is bovendien onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat Promneftstroy c.s. hebben aangevoerd dat tot op heden geen andere schuldeisers van Yukos Oil bekend zijn die stellen dat zij nog vorderingen hebben op de (voormalige) gefailleerde dan twee andere tot het Yukos-concern behorende vennootschappen, die beide al voor de levering door de curator van de aandelen in Yukos Finance, conservatoir beslag op die aandelen hebben gelegd.
3.3.3
De op het voorgaande gerichte klachten van onderdeel II zijn gegrond. De overige klachten van dit onderdeel behoeven geen behandeling. Dit laatste geldt, op grond van hetgeen is vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.17, ook voor de klachten van de onderdelen III-V.
3.3.4
Opmerking verdient ten slotte nog het volgende.
De rechtbank heeft, zeer verkort samengevat, geoordeeld dat het Russische faillissementsvonnis waarbij [betrokkene 3] tot curator in het faillissement van Yukos Oil is benoemd, is tot stand gekomen op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, zodat de curator de bevoegdheden die voortvloeien uit zijn benoeming, niet in Nederland kan uitoefenen. Promneftstroy c.s. hebben hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. Het hof heeft bij de beoordeling van de vorderingen van Promneftstroy blijkens rov. 3.3.2 in het midden gelaten of het Russische faillissementsvonnis inderdaad tot stand is gekomen op een wijze die strijdig is met de Nederlandse openbare orde, omdat naar zijn oordeel reeds het territorialiteitsbeginsel meebrengt dat Promneftstroy geen rechthebbende op de aandelen Yukos Finance is geworden, en dat haar vorderingen als tussenkomende partij moeten worden afgewezen. Omdat de tegen dit oordeel van het hof gerichte, voormelde, klachten van onderdeel II doel treffen, zal het verwijzingshof voor zover nodig alsnog mede de gegrondheid hebben te beoordelen van de tegen voormeld oordeel van de rechtbank gerichte grieven.

4.Verdere beoordeling van de middelen in de incidentele beroepen

4.1
Onderdeel 1 van het middel in beide beroepen is al behandeld in het in deze zaak uitgesproken arrest van 29 juni 2012. De onderdelen 4-6 van het incidentele beroep van [verweerder 2] en Yukos Finance en de onderdelen 5 en 6 van het incidentele beroep van [verweerder 1] blijven buiten behandeling op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.17 vermelde gronden.
4.2.1
De klachten van de onderdelen 2.1-2.3 van het door [verweerder 2] en Yukos Finance voorgedragen middel, en de klachten van onderdeel 2 van het middel van [verweerder 1], betogen naar de kern genomen dat het hof bij de beoordeling van de omvang van de bevoegdheden van de curator een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd aangezien het territorialiteitsbeginsel zonder meer een beletsel vormt voor het uitoefenen van de beheers- en beschikkingshandelingen door de curator ten aanzien van de aandelen Yukos Finance.
Deze klachten falen op de hiervoor in 3.2.1 en 3.2.2 vermelde gronden.
4.2.2
De motiveringsklacht van onderdeel 2.4 van het middel van [verweerder 2] en Yukos Finance stuit af op de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.23 vermelde grond.
4.2.3
Onderdeel 2.5 van het door [verweerder 2] en Yukos Finance voorgedragen middel en onderdeel 3 van het middel van [verweerder 1] zijn gericht tegen rov. 3.4.5 van het bestreden arrest, waarin het hof heeft overwogen dat de vorderingen van [verweerders] moeten worden afgewezen voor zover het betreft de bepaling dat het te bekrachtigen vonnis ook tegen Promneftstroy zal gelden.
Deze klacht, ten aanzien waarvan Promneftstroy c.s. zich hebben gerefereerd, treft doel, gezien het slagen van onderdeel II in het principale beroep en de samenhang die bestaat tussen het daardoor bestreden oordeel van het hof, en het onderhavige oordeel.
4.3
Onderdeel 3 van het door [verweerder 2] en Yukos Finance voorgedragen middel, en onderdeel 4 van het middel van [verweerder 1], klagen dat het hof in rov. 3.3.1 en 3.5.1 een onjuist toetsingskader heeft aangelegd omtrent de voorwaarden waaronder het Russische faillissementsvonnis in Nederland kan worden erkend.
Voor zover deze klachten zelfstandige betekenis hebben naast de hiervoor in 4.2.1 behandelde klachten van de onderdelen 2.1-2.3, kunnen zij niet tot cassatie leiden omdat het hof blijkens rov. 3.3.2 bij de beoordeling van de vorderingen van Promneftstroy slechts veronderstellenderwijs ervan is uitgegaan dat het Russische faillissementsvonnis hier te lande kan worden erkend (zie ook hiervoor in 3.3.5).
4.4.1
Onderdeel 7.1 van het middel van [verweerder 2] en Yukos Finance, en onderdeel 7 van het middel van [verweerder 1], voeren aan dat het hof ten onrechte, en zonder enige motivering, Promneftstroy c.s. niet heeft veroordeeld tot betaling van de kosten van vertalingen, die zijn gespecificeerd op € 505.195,47.
De onderdelen falen. Het hof heeft kennelijk, en geenszins onbegrijpelijk, de processtukken aldus uitgelegd dat deze vertaalkosten, die betrekking hebben op belastingdossiers die mogelijk betekenis kunnen hebben in het kader van de door het hof nog niet beoordeelde vraag of de erkenning van het Russische faillissementsvonnis in strijd komt met de (internationaal privaatrechtelijke) openbare orde, worden gevorderd op de voet van art. 237 lid 1 Rv. Daarvan uitgaande heeft het hof dit onderdeel van de vordering afgewezen. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat zodanige kosten niet zijn te begrijpen onder de in art. 237 lid 1 Rv bedoelde kosten. Het had geen nadere motivering nodig om begrijpelijk te zijn.
4.4.2
Onderdeel 7.2 van het middel van [verweerder 2] en Yukos Finance is gericht tegen de door het hof uitgesproken proceskostenveroordeling, voor zover deze mede Yukos Finance betreft, zoals vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Deze kostenveroordeling kan volgens het onderdeel geen stand houden op de grond dat uit het bestreden arrest blijkt dat Yukos Finance in die hoedanigheid een spookpartij is.
Het onderdeel behoeft geen behandeling omdat de door het hof aangenomen grond voor de onderhavige kostenveroordeling met succes is bestreden door onderdeel II van het middel in het principale beroep, en het verwijzingshof voor zover nodig de door het onderdeel bedoelde kwestie kan beoordelen.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep en in de incidentele beroepen:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 2010;
verwijst het geding naar dat gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing;
in het principale beroep:
veroordeelt [verweerders] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Promneftstroy c.s. begroot op € 881,99 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris,
in de incidentele beroepen:
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [verweerder 1] op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, aan de zijde van [verweerder 2] en Yukos Finance op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van Promneftstroy c.s. op nihil aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 september 2013.