GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid YUKOS INTERNATIONAL UK B.V., gevestigd te Amsterdam,
2. A, wonende te C, (Verenigde Staten van Amerika),
3. B, wonende te D, (Verenigde Staten van Amerika),
APPELLANTEN in het principaal hoger beroep,
GEÏNTIMEERDEN in het incidenteel hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. R.J. van Galen, advocaat te Amsterdam,
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging OOO PROMNEFTSTROY, gevestigd te Moskou (Russische Federatie),
GEÏNTIMEERDE in het principaal hoger beroep,
APPELLANTE in het incidenteel hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. D.J. Oranje, advocaat te Amsterdam,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging OAO ROSNEFT, gevestigd te Moskou (Russische Federatie),
GEÏNTIMEERDE in het principaal hoger beroep,
vertegenwoordigd door mr. M. Deckers, advocaat te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Appellanten in het principaal appel/geïntimeerden in het incidenteel appel worden hierna tezamen Yukos International cs en afzonderlijk Yukos International, A respectievelijk B genoemd. Geïntimeerden in het principaal appel/appellanten in het incidenteel appel worden hierna tezamen Promneftstroy cs en afzonderlijk Promneftstroy en Rosneft genoemd.
Bij dagvaarding van 3 april 2008 zijn Yukos International cs in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam in - onder meer - het kort geding tussen partijen (Promneftstroy cs als eiseressen enerzijds en Yukos International cs als gedaag¬den alsmede een gevoegde partij anderzijds) onder zaaknummer/rolnum¬mer 388931/KG ZA 08 104 P/CN heeft gewezen en dat is uitgesproken op 6 maart 2008. Het appelexploot bevat de grieven.
Yukos International cs hebben bij memorie overeenkomstig de dagvaarding drie grieven voorgesteld, bewijsstukken in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Promneftstroy cs zal afwijzen met subsidiaire vorderingen en met veroordeling van Promneftstroy cs in de kosten van het geding in beide instanties.
Promneftstroy heeft zich vervolgens bij akte verzet tegen behandeling van de zaak als spoedappel. Het hof heeft dit verzet ongegrond verklaard.
Daarop is aan het hof overgelegd een "memorie van antwoord alsmede incidenteel appel" met op het voorblad vermelding van Promneftstroy en Rosneft als "geïntimeerden". Hoewel dat niet aanstonds duidelijk is, neemt het hof op grond van de formulering van de memorie (onder meer punt 69 en de grieven in het incidenteel hoger beroep) alsmede op grond van de omstandigheid, dat Rosneft ook afzonderlijk heeft geantwoord, aan dat de memorie alleen namens Promneftstroy is genomen. In deze memorie heeft Promneftstroy geantwoord, de grieven bestreden en harerzijds – in incidenteel hoger beroep - eveneens appel ingesteld. Daarbij heeft zij twaalf grieven voorgesteld. Zij heeft geconcludeerd - in het principaal hoger beroep - tot afwijzing van het beroep en - in het incidenteel hoger beroep - "tot vernietiging van het vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam van 6 maart 2008 voor zover het betreft de afwijzing van het gevraagde verbod tot verkoop van de deelneming in Transpetrol en de uitzondering van de betaling door Yukos International van de vordering van Moravel tot een bedrag van maximaal US$ 875.000.000 van het door de Voorzieningenrechter gegeven bevel op Yukos International, A en B en tot volledige toewijzing alsnog, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, van de door Promneftstroy en Rosneft verzochte voorzieningen, alles met veroordeling van Yukos International, A en B in de kosten van deze procedure in beide instanties."
Ook Rosneft heeft – bij memorie – geantwoord, producties overgelegd, de grieven bestreden en geconcludeerd, dat het hof het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het beroep onderworpen - "in zoverre (zal) bekrachtigen dat de vorderingen van Rosneft terecht zijn toegewezen" en Yukos International cs zal veroordelen in de kosten gevallen op het hoger beroep in beide instanties.
Vervolgens hebben twee rechtspersonen gevorderd toegelaten te worden als tussenkomende partij. Het hof heeft deze vordering bij arrest van 21 augustus 2008 afgewezen.
Vervolgens hebben Yukos International cs in het incidenteel hoger beroep geantwoord, verdere be¬schei¬den in het geding gebracht en geconcludeerd, dat het hof de grieven in het incidenteel hoger beroep zal verwerpen.
Promneftstroy heeft zich daarop nog bij akte uitgelaten.
Vervolgens heeft het hof bij rolbeslissing van 20 november 2008 afgewezen het verzoek van Yukos International cs om vast te stellen dat het geding in verband met cassatieberoep tegen voormeld arrest tot afwijzing van de gevorderde tussenkomst op de voet van artikel 404 Rv is geschorst.
Partijen hebben de zaak doen bepleiten op 17 december 2008, Yukos International cs door mr. Van Galen voornoemd en door mr. B.F.H. Rumora-Scheltema, advocaat te Amsterdam, en Promneftstroy en Rosneft door hun respectieve hiervoor vermelde advocaten, ieder aan de hand van overge¬legde pleitnotities. Yukos International cs en Promneftstroy hebben bij die gelegenheid nog bewijs¬stukken overgelegd.
Ten slotte hebben partijen recht gevraagd op de stukken van beide instan¬ties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
Voor de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding respectievelijk naar de memorie van grieven/antwoord van Promneftstroy.
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.46 een aantal feiten opgesomd, die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Daaromtrent bestaat tussen partijen geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het hof verwijst naar deze opsomming.
4. HR 19 december 2008 (07/11447)
Op 19 december 2008 heeft de Hoge Raad arrest uitgesproken in een kort geding tussen Yukos Finance B.V., A en B (Yukos Finance cs) enerzijds en de curator in het faillissement van OAO Yukos Oil Cy (Yukos Oil) anderzijds.
Het Amsterdamse hof had bij arrest van 24 mei 2007 in die zaak overwogen, dat het territorialiteitsbeginsel er niet aan in de weg staat dat - kort gezegd en op deze zaak toegespitst - de curator in het faillissement van Yukos Oil de gefailleerde vennootschap in Nederland vertegenwoordigt en als zodanig "(in het kader van het aan hem opgedragen beheer en de vereffening van een Russisch faillissement) beheers- en beschikkingsbevoegdheden uitoefent over in Nederland aanwezige baten die bestaan uit aandelen in een Nederlandse vennootschap", te weten Yukos Finance.
In zijn arrest oordeelde de Hoge Raad, dat de territoriale werking van een in een ander land uitgesproken faillissement niet alleen meebrengt, "dat het daar op het vermogen van de gefailleerde rustende faillissementsbeslag niet mede omvat zijn in Nederland aanwezige baten", maar ook "dat de rechtsgevolgen die door het faillissementsrecht van dat andere land aan een faillissement worden verbonden in Nederland niet kunnen worden ingeroepen voor zover zij ertoe zouden leiden dat onvoldane crediteuren zich niet meer kunnen verhalen op - tijdens of na afloop van het faillissement - in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van de (voormalige) gefailleerde." Naar het oordeel van de Hoge Raad staat het territorialiteitsbeginsel echter niet in de weg "aan de werking in Nederland van andere gevolgen van een in het buitenland uitgesproken faillissement".
Het tegen de hiervoor aangehaalde overweging van het hof opgeworpen middel was dan ook in zoverre gegrond, dat het territorialiteitsbeginsel wel degelijk eraan in de weg kan staan dat de curator zijn stemrechten op de aandelen in Yukos Finance uitoefent. Niettemin kon dat niet tot cassatie leiden, omdat "gesteld noch aannemelijk is dat uitoefening van de stemrechten op de aandelen Yukos Finance door (de curator) tot gevolg zal hebben dat onvoldane crediteuren van (Yukos Oil) zich niet meer kunnen verhalen op in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen van (Yukos Oil)".
Ter gelegenheid van het pleidooi in de thans te berechten zaak hebben partijen desgevraagd meegedeeld, dat het hof met de - toen nog te verwachten - uitspraak rekening kan houden en dat zij, partijen, bij voorbaat afstand doen van de mogelijkheid zich naar aanleiding van dat arrest uit te laten, ook voor zover de uitkomst ervan voor de thans te nemen beslissingen van belang zou zijn.
De uitspraak van de Hoge Raad is voor de thans te berechten zaak in zoverre van belang dat het hier in acht te nemen territorialiteitsbeginsel - in dit geding - geen belemmering zal behoeven te zijn voor erkenning van (de rechtsgevolgen van) de verkoop en levering van de aandelen Yukos Finance (door Rebgun in zijn hoedanigheid van curator in het Moskouse faillissement van Yukos Oil) aan Promneftstroy. In dit geding is immers niet gesteld of aannemelijk geworden dat onvoldane crediteuren als gevolg van die transactie zouden worden beperkt in hun verhaal op in Nederland aanwezige vermogensbestanddelen.
In zijn in cassatie aangevallen beslissing had het hof de (on)rechtmatigheid van het faillissement in het midden gelaten en mocht het hof dit naar het oordeel van de Hoge Raad ook in het midden laten. Het hof was daarom veronderstellenderwijs van de rechtmatigheid van het faillissement uitgegaan. De vraag naar de rechtmatigheid staat ook in dit geding nog open, zodat - ook na het arrest van de Hoge Raad - de daarmee samenhangende vraag of de curator bevoegd was de aandelen in Yukos Finance te vervreemden respectievelijk of Promneftstroy die aandelen heeft verworven eveneens open blijft.
Promneftstroy cs hebben gevorderd Yukos International cs te bevelen "om de opbrengsten van de verkoop van de olieraffinaderij Mazeikiu Nafta op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International UK B.V. te houden en daarover niet te beschikken en om over de 49% deelneming in de Slowaakse vennootschap TransPetrol niet te beschikken, op straffe van een dwangsom van EUR 10 miljoen voor iedere overtreding van het bevolene met veroordeling van (Yukos International cs) hoofdelijk in de kosten van dit geding."
De voorzieningenrechter heeft Yukos International cs - op straffe van verbeurte van een dwangsom - bevolen "de opbrengsten van de verkoop van de olieraffinaderij Mazeikiu Nafta en de 49% deelneming in Transpetrol op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International te storten en te houden en daarover niet te beschikken, met uitzondering van de betaling door Yukos International van de vordering van Moravel tot een bedrag van maximaal USD 875.000.000,-, totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegaan of uitvoerbaar bij voorraad gegane uitspraak van een Nederlandse rechterlijke instantie anders is beslist", een en ander met compensatie van de proceskosten.
Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust keren zich de grieven in beide appellen.
6. Beoordeling van het principaal hoger beroep, Grief I, Promneftstroy
6.1 Yukos International cs beroepen zich (zie bijvoorbeeld de dagvaarding in hoger beroep 27 en de pleitnotities in hoger beroep 9 ev) onder meer op het door hen genoemde en als productie 1 overgelegde vonnis van 31 oktober 2007 van de rechtbank te Amsterdam. In dat vonnis overwoog de rechtbank dat het faillissement van Yukos Oil "tot stand is gekomen op een wijze die niet in overeenstemming is met de Nederlandse beginselen van een behoorlijke procesorde en aldus strijdig is met de Nederlandse openbare orde", zodat het faillissementsvonnis niet kan worden erkend en de daaruit naar Russisch recht voortvloeiende bevoegdheden van de curator in Nederland niet kunnen worden uitgeoefend. De rechtbank verklaarde vervolgens voor recht, dat alle aandeelhoudersbesluiten met betrekking tot Yukos Finance van de curator nietig zijn. Volgens Yukos International cs brengt dit een en ander mee, dat Promneftstroy, die immers de aandelen in Yukos Finance (op een veiling) van de curator heeft gekocht, nimmer aandeelhouder is geworden. Volgens Yukos International cs dient het hof - als kort-gedingrechter - dit vonnis van de bodemrechter te volgen.
Deze – door Promneftstroy bestreden – stelling kan Yukos International cs evenwel niet baten. Ook indien het hof het bodemvonnis tot richtsnoer neemt, volgt uit de onbevoegdheid van Rebgun om hier te lande op te treden in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Yukos Oil, respectievelijk uit de ongeldigheid van diens door de Nederlandse rechtsorde beheerste rechtshandelingen, niet zonder meer dat naar Nederlands recht de rechtsgevolgen moeten worden ontzegd aan hetgeen in de Russische Federatie is geschied ter liquidatie van het vermogen van de aldaar gevestigde gefailleerde, en staat evenmin zonder meer vast dat de levering van de aandelen Yukos Finance (die hier te lande heeft plaatsgevonden) van onwaarde is wegens beschikkingonbevoegdheid of omdat zij een geldige titel ontbeert. Zelfs aangenomen, zoals Yukos International cs blijkens punt 29 van de appeldagvaarding doen, dat Promneftstroy wist, althans moet hebben beseft, dat zij het risico liep dat haar rechten in Nederland niet zouden worden erkend, vergt beoordeling van de geldigheid van de levering van de aandelen Yukos Finance een nader onderzoek waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
Dat de ondernemingskamer van dit hof bij beschikking van 21 maart 2008 (door Yukos International cs overgelegd als productie 50) Promneftstroy niet-ontvankelijk heeft verklaard in een - onder meer door haar ingediend - enquêteverzoek, brengt het hof - oordelend in dit kort geding waarin de vraag naar de kans dat uiteindelijk zal blijken dat Promneftstroy de aandelen toch gekregen heeft aan de orde is - niet tot een ander oordeel.
Nu in dit geding het tegendeel niet aannemelijk is gemaakt, moet - mede gelet op hetgeen het hof hiervoor onder 4 heeft overwogen - in dit geding op grond van dit alles rekening worden gehouden met de mogelijkheid, dat Promneftstroy op 10 september 2007 rechtmatig alle aandelen in Yukos Finance heeft verworven. Overigens houden Yukos International cs zelf ook rekening met die mogelijkheid, getuige het slot van punt 23 van de appeldagvaarding.
6.2 Het belang van Promneftstroy bij haar vordering is onmiskenbaar: zij heeft er - voor het geval te zijner tijd inderdaad mocht blijken, dat zij de aandelen in Yukos Finance rechtmatig heeft verkregen - belang bij dat het vermogen van Yukos Finance zoveel mogelijk onaangetast blijft. Dat geldt ook voor het "indirecte vermogen", te weten dat van de 100% dochters, zoals Yukos International en - al dan niet indirect (zie pleitnota in hoger beroep van Promneftstroy onder 44) - TransPetrol. Van de betrokken rechtspersonen en bestuurders mag verwacht worden, dat zij met dit belang rekening houden, in ieder geval voor zover dat belang niet strijdig is met het (ondernemings)belang van die rechtspersonen.
Gelet op de standpunten en belangen van partijen moet voorshands ervan worden uitgegaan, dat Yukos International cs, ook al zouden zij dat thans niet van plan zijn, zich het recht en de vrijheid voorbehouden om - zonder overleg met en instemming van Promneftstroy - tot (verdere) liquidatie van de hier in het geding zijnde activa over te gaan en/of mogelijk ook tot uitkering aan (bepaalde) crediteuren over te gaan en moet voorts - in ieder geval in een niet te verwaarlozen mate - ermee rekening worden gehouden dat een dergelijke (verdere) liquidatie en/of uitkering wel degelijk kan leiden tot aantasting van het vermogen van Yukos Finance. Nu Yukos International cs tegenover het belang van Promneftstroy niet (voldoende gemotiveerd) hebben toegelicht op grond waarvan zij op hun beurt een rechtens relevant (ondernemings)belang zouden hebben bij zodanige (verdere) liquidatie en/of uitkering, zouden zij naar het voorlopig oordeel van het hof onrechtmatig handelen indien zij daartoe zouden overgaan, zonder maatregelen te nemen die de instandhouding van het - al dan niet indirecte - vermogen van Yukos Finance waarborgen. In de gegeven omstandigheden zouden Yukos International cs naar het voorlopig oordeel van het hof aldus onrechtmatig handelen, indien zij zouden beschikken over de opbrengsten van Mazeikiu Nafta of van de 49% deelneming in TransPetrol en deze opbrengsten niet plaatsen en houden op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International, zoals de in het geding zijnde Fortisrekening.
6.3 Yukos International cs hebben nog als belang aangevoerd dat de beslissing van de voorzieningenrechter ertoe leidt, dat Yukos International geen cash management kan plegen (zie onder meer de appeldagvaarding onder 24 en de pleitnota van Yukos International cs in hoger beroep onder 29 en volgende). Volgens hen is het verbod daarom ook te ruim geformuleerd. Uit hetgeen partijen bij pleidooi in hoger beroep mede aan de hand van overgelegde producties over en weer hebben gesteld leidt het hof af dat Promneftstroy zeer wel bereid is om in overleg mee te werken aan het gewenste cash management, mits dat met voldoende waarborgen omgeven wordt. Die bereidheid ligt gezien de op dit punt gelijklopende belangen ook voor de hand. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om voor het cash management een uitzondering te maken.
6.4 Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft Yukos International ten slotte nog aangevoerd, dat zij zich - naar het hof begrijpt mede in verband met de door Yukos International cs onder punt 22 van de appeldagvaarding genoemde statutenwijziging van Stichting Yukos Administratiekantoor - ook opwerpt als zaakwaarnemer van Yukos Oil. Deze stelling brengt het hof niet tot een ander oordeel. Zij komt neer op een nieuwe grief, zodat zij te laat is voorgedragen. Bovendien valt niet in te zien - en Yukos International cs hebben ook niet (voldoende) toegelicht - op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat een behoorlijke zaakwaarneming de door Yukos International cs gewenste (verdere) liquidatie vergt en niet - integendeel - zou meebrengen, dat de betrokken activa zoveel mogelijk geconserveerd worden, zolang onzeker is aan wie die activa - al dan niet indirect - uiteindelijk toekomen.
6.5 Al het voorgaande leidt tot de conclusie, dat grief I in het principaal hoger beroep, die er ten onrechte van uitgaat dat geen "concreet onrechtmatig handelen" dreigt, - voor zover het Promneftstroy betreft - faalt.
7. Beoordeling van het principaal hoger beroep, Grief I, Rosneft
7.1 De voorzieningenrechter heeft overwogen "dat nog niet zeker is wie de aandeelhouder is van Yukos Finance" (vonnis onder 5.22) en daarin aanleiding gezien "om Yukos International te bevelen de opbrengst van eventueel te verkopen activa te storten op de Fortis rekening en dit samen met het restant tegoed na betaling van Moravel, op die rekening te laten staan, totdat is beslist wie als aandeelhouder van Yukos Finance moet worden aangemerkt en deze aandeelhouder kan beslissen wat met de tegoeden moet gebeuren, dan wel in een bodemprocedure hierover een beslissing wordt gegeven." Vervolgens heeft de voorzieningenrechter dienovereenkomstig het hiervoor onder 5 weergegeven bevel gegeven, "totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegaan of uitvoerbaar bij voorraad gegane uitspraak van een Nederlandse rechterlijke instantie anders is beslist". Het hof neemt aan, dat deze laatste passage aansluit op de daaraan ten grondslag liggende overweging 5.22, zodat met "daarover" verwezen wordt naar het antwoord op de vraag wie als aandeelhouder van Yukos Finance moet worden aangemerkt.
Dit betekent dat moet worden aangenomen dat de voorzieningenrechter de vordering heeft toegewezen met het oog op het aandeelhoudersbelang van Promneftstroy en niet met het oog op het crediteursbelang van Rosneft. De in grief I onder 25 vervatte klacht dat "de enkele omstandigheid dat nog niet onherroepelijk vaststaat dat Promneftstroy geen aandeelhouder geworden is van Yukos Finance geen grond oplevert voor een veroordeling jegens Rosneft niet over de betreffende opbrengsten te beschikken" treft doel, nu immers zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien op grond waarvan het (al dan niet bestaande) aandeelhoudersbelang van Promneftstroy tot toewijzing van de vordering ten behoeve van Rosneft moet leiden. Dit betekent, dat de vordering voor zover deze is ingesteld door Rosneft alsnog dient te worden afgewezen.
De toewijzing kan niet - ook niet op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep - alsnog mede afhankelijk worden gesteld van de crediteurspositie van Rosneft. Dat zou immers een verzwaring van de veroordeling betekenen en dat is - nu Rosneft geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld - niet toelaatbaar.
8. Beoordeling van het principaal hoger beroep, Grief II
Volgens grief II in het principaal hoger beroep zou het "Yukos Nederland" (Yukos Finance, Stichting Yukos Administratiekantoor en Yukos International) moeten worden toegestaan om ten laste van het tegoed op de Fortis rekening zekerheid te stellen "voor de rentevordering, waarvoor bij beschikking van eveneens 6 maart 2008 verlof tot het leggen van beslag op de aandelen van Yukos Finance wordt verleend" (appeldagvaarding onder 30 in verbinding met 31). Aan die zekerheid kan - aldus de appeldagvaarding onder 32 - de voorwaarde worden verbonden "dat slechts dan aan Rosneft wordt uitbetaald indien niet alleen haar vordering vaststaat, maar ook vaststaat dat de aandelen niet rechtsgeldig aan Promneftstroy zijn overgedragen".
Tegen deze laatste variant voert Promneftstroy slechts argumenten aan die ontleend zijn aan de belangen van Rosneft (memorie van antwoord/grieven 121), terwijl Rosneft met de grief instemt en geen bezwaar maakt tegen voormelde voorwaarde.
Dit een en ander betekent, dat de grief in zoverre slaagt, dat het aan Yukos International (Stichting Yukos Administratiekantoor en Yukos Finance zijn geen partij in dit geding) zal worden toegestaan om ten laste van het tegoed op de Fortis rekening zekerheid te stellen voor de rentevordering, waarvoor bij beschikking van 6 maart 2008 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam verlof tot het leggen van beslag op de aandelen van Yukos Finance is verleend, onder de aan die zekerheid te verbinden voorwaarde dat slechts dan aan Rosneft wordt uitbetaald indien haar vordering vaststaat alsmede vaststaat dat de aandelen in Yukos Finance niet rechtsgeldig aan Promneftstroy zijn overgedragen.
9. Beoordeling van het principaal hoger beroep, Grief III
De op zichzelf niet (voldoende) bestreden grief III in het principaal hoger beroep leidt tot aanpassing van het dictum.
10. Beoordeling van het incidenteel hoger beroep, Promneftstroy
10.1 Het principaal hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover daarin de hiervoor onder 5 vermelde vordering van Promneftstroy en Rosneft is berecht (zaaknummer/rolnummer 388931). Ook Promneftstroy constateert dat in de memorie van grieven/antwoord onder 10. Het hof begrijpt het incidenteel hoger beroep aldus dat het eveneens uitsluitend op dat deel van het vonnis betrekking heeft. Dat blijkt in het bijzonder ook uit de formulering van het petitum in het incidenteel hoger beroep dat uitsluitend op de vordering van Promneftstroy en Rosneft betrekking heeft.
Dat betekent dat Promneftstroy geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis voor zover dat betrekking had op de parallelzaak (zaaknummer/rolnummer 389897). Dat brengt vervolgens mee, dat de grieven, voor zover deze zich keren tegen de in het dictum onder 6.1 opgenomen uitzondering van de betaling aan Moravel (de grieven I tot en met X), reeds falen omdat het Yukos International op grond van het - in de parallelzaak bij meergenoemd arrest van 25 november 2008 in stand gebleven - dictum onder 6.14 jegens Promneftstroy vrij stond de vordering van Moravel ten laste van de Fortisrekening te voldoen, hetgeen Yukos International - naar het hof voldoende aannemelijk acht - ook inderdaad heeft gedaan.
Ten overvloede merkt het hof op dat Promneftstroy - gelet op deze betaling - ook overigens, afgezien van de proceskosten, geen belang heeft bij deze grieven.
Ten slotte merkt het hof - eveneens ten overvloede - op dat de grieven ook moeten stranden, omdat Promneftstroy naar het voorlopig oordeel van het hof geen (voldoende) rechtens relevant belang had bij haar bezwaar tegen de betaling aan Moravel. De belangen van de crediteuren van Yukos Oil (grief VII en grief IX) kunnen - zonder toelichting, die ontbreekt - niet worden aangemerkt als de belangen van Promneftstroy en Promneftstroy kan die belangen dan ook niet aan haar bezwaar ten grondslag leggen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft Promneftstroy desgevraagd meegedeeld dat het niet betalen van Moravel haar een sterkere onderhandelingspositie geeft (zie ook de pleitnota in hoger beroep van Promneftstroy onder 33), waardoor zij wellicht - naar het hof begrijpt: door (uiteindelijk) minder of later aan Moravel te betalen - meer actief overhoudt. Dat moge een - feitelijk - belang opleveren bij niet-betaling, maar het is daarmee nog niet een belang dat Promneftstroy het - afdwingbare - recht geeft om betaling aan Moravel te blokkeren.
Bij dit alles neemt het hof in aanmerking, dat Moravel ten laste van Yukos Oil conservatoir beslag had gelegd op de aandelen in Yukos Finance en dat Moravel ter zake van haar - overigens noch ten aanzien van de verschuldigdheid noch ten aanzien van de betaalbaarheid betwiste (inleidende dagvaarding onder 12) - vordering een executoriale titel jegens Yukos Oil had verkregen als gevolg waarvan het beslag executoriaal was geworden, alles vóórdat Promneftstroy volgens haar stellingen de aandelen in Yukos Finance had verkregen, zodat Promneftstroy door de betaling niet benadeeld kon worden.
Op grond van het voorgaande moet geconcludeerd worden dat de grieven I tot en met X in het incidenteel hoger beroep falen.
10.2 In grief XI valt Promneftstroy de afwijzing van het verbod tot verkoop van de deelneming in TransPetrol aan. Het hof is echter van oordeel dat de voorzieningenrechter dit verbod terecht heeft afgewezen. Promneftstroy heeft immers geen bezwaar tegen de verkoop op zichzelf en niet valt in te zien op grond waarvan ervoor gevreesd zou moeten worden, dat Yukos International cs niet zou streven naar een optimale prijs. Het belang van Promneftstroy is voldoende gewaarborgd met het depot van de opbrengst op de afzonderlijke rekening.
Promneftstroy heeft nog aangevoerd dat A en B iedere informatie over de verkoop van het belang in TransPetrol weigeren. Mede gelet op het feit, dat nog geenszins vaststaat dat Promneftstroy de aandelen in Yukos Finance heeft verkregen, kan Promneftstroy naar het voorlopig oordeel van het hof thans geen aanspraak maken op zodanig informatie.
De grief dient te worden verworpen.
10.3 Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter de proceskosten tussen Yukos International cs en Promneftstroy terecht gecompenseerd. Dit betekent dat grief XII, die voor het overige geen zelfstandige betekenis heeft, eveneens moet worden verworpen.
Voor zover het Rosneft betreft slaagt grief I in het principaal hoger beroep. Dit betekent, dat de vordering voor zover deze is ingesteld door Rosneft alsnog dient te worden afgewezen met verwijzing van haar in de kosten van Yukos International cs in beide instanties.
Voor zover het Promneftstroy betreft geldt in het principaal hoger beroep het volgende. Grief I faalt en grief II slaagt (gedeeltelijk). Het hof zal Yukos International toestaan ten laste van de Fortisrekening aan Rosneft zekerheid te geven als hierna volgt. Grief III in het principaal hoger beroep leidt tot aanpassing van het dictum als hierna volgt.
Het incidenteel hoger beroep faalt.
De kostencompensatie tussen Promneftstroy en Yukos International cs in eerste aanleg dient in stand te blijven en Yukos International cs en Promneftstroy dienen als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij verwezen te worden in de kosten van het principaal hoger beroep respectievelijk de kosten van het incidenteel hoger beroep. De door Yukos International cs onder 36 van de appeldagvaarding gevorderde vertaalkosten komen gelet hierop niet aan de orde.
Het hof zal het vonnis voor zover het betreft de beslissing in zaaknummer/rolnummer 388931 vernietigen en overeenkomstig het voorgaande als volgt beslissen.
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover het betreft de beslissing in zaaknummer/rolnummer 388931 (dictum onder 6.1 tot en met 6.5) en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vordering van Rosneft af;
verwijst Rosneft in de kosten van het geding in beide instan¬ties, aan de zijde van Yukos International cs in eerste aanleg begroot op € 254,- voor verschotten en € 816,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden begroot op € 396,80 voor verschotten en € 2.682,- voor salaris;
beveelt Yukos International, A en B ten behoeve van Promneftstroy
? de opbrengsten van de verkoop van de olieraffinaderij Mazeikiu Nafta op de in 5.22 van het vonnis bedoelde Fortisrekening ten name van Yukos International, bij partijen bekend, te houden en daarover niet te beschikken, en
? de opbrengsten van de verkoop van de 49% deelneming in Transpetrol, indien gerealiseerd, op een afzonderlijke rentedragende bankrekening ten name van Yukos International te storten en te houden en dan daarover niet te beschikken,
met uitzondering van de betaling door Yukos International van de vordering van Moravel tot een bedrag van maximaal USD 875.000.000,-,
een en ander totdat daarover bij in kracht van gewijsde gegaan of uitvoerbaar bij voorraad gegane uitspraak van een Nederlandse rechterlijke instantie anders is beslist,
en met dien verstande dat het aan Yukos International zal zijn toegestaan om ten laste van het tegoed op de Fortisrekening respectievelijk ten laste van de afzonderlijke rentedragende bankrekening aan Rosneft zekerheid te stellen voor de rentevordering, waarvoor bij beschikking van 6 maart 2008 van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam verlof tot het leggen van beslag op de aandelen van Yukos Finance is verleend, onder de aan die zekerheid te verbinden voorwaarde dat slechts dan aan Rosneft wordt uitbetaald indien haar vordering vaststaat alsmede vaststaat dat de aandelen in Yukos Finance niet rechtsgeldig aan Promneftstroy zijn overgedragen;
bepaalt dat Yukos International, A en B voor iedere keer dat zij in strijd met dit bevel handelen aan Promneftstroy een dwangsom verbeuren van € 10.000.000,-;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg tussen Promneftstroy en Yukos International cs aldus, dat ieder de eigen kosten draagt;
verwijst Yukos International cs in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van Promneftstroy tot op heden begroot op € 303,- voor verschotten en € 2.682,- voor salaris;
verwijst Promneftstroy in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van Yukos International cs tot op heden begroot op € 1.341,- voor salaris;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, N. van Lingen en J. Wortel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2009.