In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [Z]. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de woning aan de [A-straat 1] te [Z] op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 562.000 voor het belastingjaar 2013, welke waarde door belanghebbende werd betwist. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 februari 2017 zijn beide partijen gehoord, waarbij belanghebbende zijn standpunt heeft toegelicht met een contra-expertise rapport en andere vergelijkingsobjecten. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en vastgesteld dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de waarde tot stand is gekomen. Het Hof heeft uiteindelijk de WOZ-waarde van de woning in goede justitie vastgesteld op € 550.000, waarmee het hoger beroep gegrond werd verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.