ECLI:NL:GHAMS:2015:5638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2015
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
23-002171-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake vermogensdelicten met recidive en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2015. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, was in eerste aanleg veroordeeld voor verschillende vermogensdelicten, waaronder poging tot diefstal met geweld, autodiefstal en pogingen tot inbraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof de verklaringen van de medeverdachten en de aangever als betrouwbaar heeft aangemerkt. De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met bedreiging, een autodiefstal en twee pogingen tot inbraak. Het hof heeft de recidive van de verdachte vastgesteld op basis van eerdere veroordelingen en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij het TOP Team van De Waag. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen, evenals de hulpverleningsgeschiedenis van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-002171-15
datum uitspraak: 30 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-669270-14 en 13-660453-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres volgens opgave verdachte: [adres 1],
thans gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van de feiten 2 en 4
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 in de gemeente Amsterdam, op de Eliza van Calcarstraat, in ieder geval op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die van [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren,
- meermalen, in ieder geval éénmaal, die van [slachtoffer 1] heeft/hebben gebeld en/of met die van [slachtoffer 1] een afspraak heeft/hebben gemaakt en/of
- die van [slachtoffer 1] (terwijl die van [slachtoffer 1] in een auto zat) heeft/hebben aangesproken en/of aan de praat gehouden en/of (vervolgens)
- een auto schuin (vlak) voor de auto van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben geparkeerd/stil gezet (zodat die van [slachtoffer 1] niet met zijn auto vooruit weg kon rijden) en/of
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en met een capuchon over zijn, verdachtes, hoofd en/of een sjaal voor zijn, verdachtes, mond uit de auto is/zijn gestapt en/of
- naar die van [slachtoffer 1] is/zijn gelopen en een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die van [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of met dat vuurwapen (met kracht) meermalen op het raam van de auto van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of
- dreigend tegen die van [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd/geschreeuwd "Open doen!!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het portier van de auto van die van [slachtoffer 1] heeft/hebben getracht te openen,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- een auto schuin (vlak) voor de auto van die van [slachtoffer 1] geparkeerd/stil gezet (zodat die van [slachtoffer 1] niet met zijn auto vooruit weg kon rijden) en/of
is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en met een capuchon over het hoofd en/of een sjaal voor de mond uit de auto gestapt en/of
- naar die van [slachtoffer 1] gelopen en heeft/hebben een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die van [slachtoffer 1] getoond en/of heeft/hebben met dat vuurwapen (met kracht) meermalen op het raam van de auto van die van [slachtoffer 1] geslagen en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- tegen die van [slachtoffer 1] gezegd/geschreeuwd "Open doen!!", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- het portier van de auto van die van [slachtoffer 1] getracht te openen;
3
primair:
hij op of omstreeks 29 november 2014 in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Ford, type Escort en voorzien van het kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meerdere slot(en) van voornoemde auto en/of één of meerdere deur(en) van voornoemde auto, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 29 november 2014 in de gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een auto (merk Ford, type Escort en voorzien van het kenteken [kentekennummer]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) naar die auto is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- één of meerdere deur(en) heeft/hebben verbroken en/of
- één of meerdere slot(en) heeft/hebben verbroken en/of
- de bedrading heeft/hebben losgetrokken en/of
- de auto heeft/hebben geprobeerd te starten en/of
- de auto heeft/hebben verplaatst door deze weg te duwen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
5:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 17 december 2014 tot en met 24 december 2014, te weten
A) op 17 december 2014, te Heemskerk, in elk geval in Nederland, en/of
B) op 24 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit
A) een (winkel)pand gelegen aan de [adres 2] en/of
B) een woning gelegen aan de [adres 3],
weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan
A) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of het bedrijf "[bedrijfsnaam 2]" en/of
B) [slachtoffer 5],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd (winkel)pand en/of voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
A) door zich naar voornoemd (winkel)pand te begeven, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een stoeptegel, althans een hard en/of zwaar voorwerp, door de ruit van de voordeur van voornoemd (winkel)pand heeft/hebben gegooid;
en/of
B) door zich naar voornoemde woning te begeven, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- één of mee ste(e)n(en) tegen/door één of meer ra(a)m(en) van de (voor)deur van voornoemde woning heeft/hebben gegooid
en/of
- één of meer schroe(f)(ven), althans één of meer scherpe en/of puntige voorwerp(en), in het/de slot(en) van de voordeur en/of de achterdeur van voornoemde woning heeft/hebben geschroefd en/of gedraaid en/of (zodoende/vervolgens) één of meer slot(en) uit de (voor)deur van voornoemde woning heeft/hebben verwijderd
en/of
- de schutting van voornoemde woning uit elkaar heeft/hebben geduwd, althans voornoemde schutting van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Feit 1 primair
Verklaring verdachte en standpunt verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij die avond/nacht wel met drie jongens in een auto heeft gezeten en heeft rondgereden, maar dat hij niet op de hoogte was van enige voorgenomen diefstal of bedreiging en daar ook niets over heeft gehoord terwijl hij in de auto zat, laat staan dat hij een bijdrage zou hebben geleverd aan een poging tot diefstal met geweld. Het telefoonnummer [telefoonnummer] was wel van hem, maar hij was de enige in de auto met een telefoon, zodat de anderen met wie hij die avond was, daar die avond gebruik van hebben gemaakt. De verdachte ontkent van enig telefonisch contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de overige inzittenden van de auto wetenschap te hebben gehad en verklaart zelf misschien, maar dan veel eerder op die avond, met deze twee vrouwen gebeld te hebben. Wel is op enig moment de auto gestopt en zijn de anderen uitgestapt; de verdachte verklaart er zeker twee te hebben zien uitstappen. Zij hebben toen met een voorwerp op een raam van een auto geslagen en de ruit ging niet stuk. Daarna zijn zij weer ingestapt en weggereden, aldus de verdachte.
Daarnaast heeft de raadsman het verweer gevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de poging gericht was op diefstal met geweld, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Medeplegen, oordeel hofDe medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij voor en na de poging tot beroving van de zogeheten biertaxi telefonisch contact hebben gehad met de daders. Uit de historische gegevens van hun telefoons blijkt dat zij op de relevante tijdstippen uitsluitend telefonisch contact hebben gehad met de telefoon van de verdachte. Zij verklaren dat “de jongens” hen vroegen [bedrijfsnaam 3], het nummer van de “biertaxi”, te bellen. Zij moesten hem in de val lokken en dan zouden de jongens de rest wel regelen. De eerste poging was mislukt. De jongens zeiden dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de bierkoerier opnieuw moesten bellen. Vervolgens is met de telefoon van [medeverdachte 1] door een jongen met [bedrijfsnaam 3] gebeld met het verzoek te komen naar de Calandhal aan de Eliza van Calcarstraat te Amsterdam.
[medeverdachte 1] verklaart slechts over de daders als “de jongens”, dus als een gezamenlijk optredende groep. Die groep bestond volgens [medeverdachte 1] uit vier jongens. [medeverdachte 2] heeft het over een groep jongens waarvan een deel – vier – later betrokken was bij de overval op de bierkoerier.
Blijkens zijn eigen verklaring was de verdachte één van de groep die bij de ontmoeting met de bierkoerier was, zodat hij onder “de jongens” uit de verklaring van [medeverdachte 1] te rekenen valt.
Het hof gaat uit van de juistheid van de verklaringen van de aangever en van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar, nu deze op relevante punten met elkaar in overeenstemming zijn en daarnaast worden ondersteund door de telefoongegevens van henzelf en de verdachte. Hiertegenover hecht het hof geen geloof aan hetgeen de verdachte – eerst ter terechtzitting in hoger beroep – heeft verklaard over zijn eigen rol – of eigenlijk: het ontbreken daarvan – bij de poging tot beroving. Dit te meer nu er niet sprake is geweest van een plotseling stoppen bij een willekeurige auto, daar uitstappen en met een voorwerp op het raam slaan en dan weer instappen en wegrijden, maar van een vooropgezette val, die in eerste instantie mislukte, zodat een tweede poging in gang moest worden gezet en uitgevoerd. Dat de verdachte bij dit alles een nietswetende en nietsvermoedende passagier op de achterbank van de auto is geweest en niet meer dan dat, acht het hof niet geloofwaardig; die verklaring van de verdachte stelt het hof derhalve ter zijde.
Het hof acht het medeplegen door vier personen van deze poging tot beroving met gebruikmaking van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ten laste van de verdachte wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is voor, tijdens en na de gepoogde beroving in die mate daarbij als één van de vier betrokken, dat hij als medepleger dient te worden aangemerkt.
Het hof is voorts, zoals al uit het vorenoverwogene blijkt, van oordeel dat er sprake is geweest van een begin van uitvoering van diefstal met geweld. Het in de nacht lokken van een leverancier van goederen naar een afgesproken plek, waarna een persoon met een capuchon op en een sjaal voor zijn gezicht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het raam van die leverancier tikt, schreeuwend “Open doen!” en proberend de deur te openen, levert naar het oordeel van het hof naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan handelingen op die kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van een diefstal met geweld. Bij gebrek aan een nadere verklaring van de kant van de verdachte over het doel van de acties gaat het hof dan ook daarvan uit.
Feit 3 primair
Door de raadsman is ter terechtzitting het verweer gevoerd dat er, kort gezegd, onvoldoende bewijs is dat de verdachte met de ten laste gelegde Ford Escort in contact is geweest, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt het volgende.
In telefoongesprekken op 29 november 2014 tussen 5:11 en 5:19 uur (zie het door de rechtbank in haar vonnis gebezigde bewijsmiddel 10) spreekt de verdachte over het proberen en het duwen van een Ford Escort met een startonderbreker bij het Mercatorplein.
Blijkens een mutatierapport (doorgenummerde pagina 59 van het Algemeen dossier) wordt op 29 november 2014 om 07:09 uur gemeld dat er een rode Escort met kenteken [kentekennummer] op de rijbaan van de Orteliuskade staat bij het zwembad ter hoogte van nummer 110. De bovenkant van de deurstijl aan de bestuurderskant was verbogen. De stekker van achter het contactslot was los.
De aangever [slachtoffer 2], wonende aan de [adres 4] te Amsterdam (doorgenummer-de pagina 56 van het Algemeen dossier), verklaart dat de politie op 29 november 2014 rond 07:30 uur aanbelde en hem meedeelde dat zijn auto half op de weg was aangetroffen voor zijn deur. Er was geprobeerd de auto te stelen, maar die was in het stuurslot geschoten. Daardoor kon de auto niet worden meegenomen. De aangever heeft de auto weer terug in het parkeervak geduwd.
Uit de politiesystemen is gebleken dat op 29 november 2014 in heel Amsterdam West alleen de melding is geregistreerd van de (poging) diefstal van deze auto (doorgenummerde pagina 53 van het Algemeen dossier). De overeenkomsten qua type auto, startonderbreker en locatie tussen hetgeen de verdachte via de telefoon die ochtend vroeg uitwisselt en hetgeen de aangever over de van hem aangetroffen auto verklaart zijn dermate groot, dat deze als het ware roepen om een verklaring van de verdachte over de inhoud van de telefoongesprekken.
Nu deze uit is gebleven, houdt het hof het erop dat de verdachte zich aan het onder 3 primair ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
De raadsman heeft er op gewezen dat er circa twee uur tussen de door de verdachte gevoerde telefoongesprekken en de melding bij de politie zitten, gedurende welke, als de verdachte gepoogd zou hebben deze auto te stelen, de auto kennelijk onopgemerkt midden op de rijbaan van de Orteliuskade heeft gestaan. De raadsman acht dit onwaarschijnlijk. De aan de politie gedane melding spreekt van een auto die ‘midden’ op de weg stond. Gelet evenwel op de hiervoor aangehaalde verklaring van de aangever heeft het hof er geen reden aan te twijfelen dat die melding wat overdreven was en dat de auto half uit het parkeervak stond. Het hof acht het dan ook niet onwaarschijnlijk dat de auto op die zaterdagochtend tussen, ongeveer, 5.00 en 7.09 uur buiten het parkeervak en half op de rijbaan van de Orteliuskade heeft gestaan en dat daarvan pas na het verstrijken van die tijd melding bij de politie is gemaakt. Juist bij een half op de rijbaan geparkeerde auto, waar dus omheen kan worden gereden, ligt het in tijden buiten verkeersdrukte niet voor de hand dat een voorbijganger in de stad de telefoon pakt en de politie daarvoor belt.
Feit 5A (Heemskerk)
De raadsman van de verdachte heeft het verweer gevoerd dat de betrokkenheid van de verdachte bij deze poging tot inbraak onvoldoende kan worden vastgesteld. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt, grotendeels in navolging van de rechtbank, het volgende.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de zeer vroege ochtend van 17 december 2014 vier jongens over de stoep zag lopen, kort hierna een aantal harde klappen heeft gehoord en toen zag dat het raam van de voordeur van de kledingzaak op de [adres 2] te Heemskerk kapot was. Vervolgens zag hij de vier jongens wegrennen en in een donkerkleurig oud model Renault Clio stappen. Bij gebrek aan aanwijzingen van het tegendeel – de aanwezigheid van enige andere persoon ter plaatse – mag er van uitgegaan worden dat deze vier personen tezamen en in vereniging bij het gooien van een steen door de ruit van de deur van de winkel van de vader van de medeverdachte [medeverdachte 2] betrokken zijn geweest.
Korte tijd later is een donkerkleurig oud model Renault Clio, welke botste op de vangrails op de rijksweg A9 ter hoogte van de plaats delict, gezien door getuige [getuige 2], die eveneens heeft gezien dat vier jonge Marokkaans uitziende mannen de auto hebben verlaten. Het hof gaat, gelet op de korte tijdspanne tussen de waarneming van [getuige 1] en de botsing op de A9, en gelet op de korte afstand tussen de twee locaties, waarbij de op de A9 aangetroffen Renault uit de richting van Heemskerk kwam, alsmede rekening houdend met het over het algemeen niet al te drukke verkeer (van donkerkleurige Renault Clios met 4 inzittende mannen) op de A9 omstreeks 02.30 uur ‘s ochtends, ervan uit dat de auto’s die door de getuigen zijn waargenomen een en dezelfde auto is.
De op de snelweg aangetroffen Renault Clio bleek op naam te staan van [medeverdachte 3]. Eerder stond deze auto op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] en nog daarvoor op naam van [naam], de vrouw van de verdachte. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij zelf meestal in de ochtenden in de auto reed en dat [medeverdachte 4] in de avonden in de auto reed. In een afgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] vertelt [medeverdachte 4] over een auto-ongeval en dat hij onder andere met [verdachte] was. Uit de historische gegevens volgt dat de telefoon van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde aanstraalde in de directe omgeving van de plaats delict, alsmede korte tijd later in de directe omgeving van de plaats van het ongeval van de Renault Clio op de rijksweg A9.
Naderhand blijkt uit technische acties uitgevoerd op het telefoonnummer van de verdachte dat onder meer de verdachte met verschillende personen sprak over een botsing van een auto met de vangrail. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte een van de vier inzittenden van de Renault Clio was.
Uit technische acties uitgevoerd voorafgaand aan het ten laste gelegde op het telefoonnummer van onder meer medeverdachte [medeverdachte 2] en haar verklaring daaromtrent, blijkt dat er een diefstal van geld van haar vader dan wel zijn onderneming werd voorbereid, waarbij het uitsluitende doel was om geldelijk gewin na te streven. Gelet op deze technische acties acht het hof bewezen dat het gooien van een steen door de ruit niet gekwalificeerd dient te worden als een loutere vernieling, maar als een begin van uitvoering van het voornemen om geld weg te nemen, met behulp van braak.
De verdachte heeft, tegenover de hiervoor weergegeven voor hem zeer belastende feiten en omstandigheden, gezwegen en geen verklaring voor een en ander gegeven. Mede gelet hierop acht het hof de onder 5A ten laste gelegde poging tot inbraak in vereniging ten laste van de verdachte bewezen; evenals overigens het onder 5B ten laste gelegde, ten aanzien van welk feit de verdediging geen opmerkingen had.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 27 oktober 2014 in de gemeente Amsterdam, op de Eliza van Calcarstraat, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld toebehorende aan [slachtoffer 1] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van bedreiging met geweld tegen die van [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
- meermalen, die van [slachtoffer 1] hebben gebeld en met die van [slachtoffer 1] een afspraak hebben gemaakt en
- die van [slachtoffer 1], terwijl die van [slachtoffer 1] in een auto zat, hebben aangesproken en aan de praat gehouden en vervolgens
- een auto schuin vlak voor de auto van die van [slachtoffer 1] hebben stil gezet zodat die van [slachtoffer 1] niet met zijn auto vooruit weg kon rijden en
- voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit de auto zijn gestapt en
- naar die van [slachtoffer 1] zijn gelopen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die van [slachtoffer 1] hebben getoond en met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp met kracht op het raam van de auto van die van [slachtoffer 1] hebben geslagen en
- dreigend tegen die van [slachtoffer 1] hebben geschreeuwd "Open doen!!" en
- het portier van de auto van die van [slachtoffer 1] hebben getracht te openen,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, die in kracht van gewijsde is gegaan;
3 primair:
hij op 29 november 2014 in de gemeente Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Ford, type Escort en voorzien van het kenteken [kentekennummer]), toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en verbreking van een slot en een deur van voornoemde auto,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, die in kracht van gewijsde is gegaan;
5:
hij
A)
op 17 december 2014, te Heemskerk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gelegen aan de [adres 2], weg te nemen geld toebehorende aan [slachtoffer 4], en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van braak, zich naar voornoemd winkelpand heeft begeven, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders een stoeptegel door de ruit van de voordeur van voornoemd winkelpand hebben gegooid;
en
B)
op 24 december 2014 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 5], en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, zich naar voornoemde woning heeft begeven, waarna hij, verdachte, en zijn mededader:
- een steen door een raam van de voordeur van voornoemde woning hebben gegooid en
- schroeven in de sloten van de voordeur en de achterdeur van voornoemde woning hebben geschroefd en een slot uit de voordeur van voornoemde woning hebben verwijderd en
- de schutting van voornoemde woning uit elkaar hebben geduwd,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, die in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen onder 1 primair, 3 primair en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, tezamen met de in dit arrest opgenomen overwegingen.
Recidive, artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van de bewezen verklaarde recidive als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht heeft het hof het bewijsoordeel (telkens) gebaseerd op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 december 2015. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen de veroordeling van de verdachte door de Politierechter in de Rechtbank Amsterdam van 7 november 2013, nr. 13-094375-13, waarbij de verdachte ter zake van “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” tot een gevangenisstraf is veroordeeld, welke uitspraak op 22 november 2013 onherroepelijk is geworden.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 3 primair en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, zulks terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd, zulks terwijl tijdens het plegen van de misdrijven nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 3 primair en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 3 primair en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 3 primair en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich, veelal met anderen, schuldig gemaakt aan een poging diefstal met bedreiging met geweld, een autodiefstal en twee pogingen tot inbraak. Dit zijn ernstige feiten die getuigen van een gebrek aan respect voor andermans lijf en eigendommen. De verdachte heeft geen oog gehad voor de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Het hof rekent dit hem zwaar aan.
Daarnaast is de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2015 reeds meermalen ter zake van vermogensdelicten tot straffen veroordeeld.
Het hof heeft kennisgenomen van het over de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 17 maart 2015. Hierin staat dat de verdachte een forse hulpverleningsgeschiedenis heeft. Er lijkt sprake te zijn van een cognitieve beperking en er is een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij hem vastgesteld. De Reclassering adviseert onder andere een nieuw reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarde behandeling door het TOP Team van De Waag, teneinde recidive te voorkomen. Hoewel de verdachte geen vertrouwen in welke hulpverlening dan ook lijkt te hebben en minst genomen als hardleers en procrimineel kan worden aangemerkt, acht het hof, gelet op de nog jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een vrouw en een jong kind heeft, een laatste poging aangewezen, indien de desbetreffende behandelaars daartoe mogelijkheden zien, door een gespecialiseerd team zoals bijvoorbeeld het TOP Team van De Waag om de verdachte op een ander pad dan het huidige te brengen. Mocht deze poging slagen, dan is niet alleen de verdachte en diens omgeving daarmee gebaat, maar de maatschappij als geheel. Gelet hierop neemt het hof het advies van de Reclassering over en zal het de voor deze feiten passend en geboden geachte gevangenisstraf voor een deel in voorwaardelijke vorm opleggen, met daaraan verbonden een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 43a, 45, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer kan worden gelegd nu de verdachte pas na de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten in kennis is gesteld van de voorwaardelijke veroordeling.
Het hof overweegt dat wanneer het gaat om niet-naleving van de algemene voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, ook een strafbaar feit begaan vóór het ingaan van de proeftijd tot tenuitvoerlegging aanleiding kan geven. Het hof ziet in de ernst van de zaak aanleiding van deze mogelijkheid gebruik te maken en stelt de vraag of en, zo ja, wanneer de verdachte van deze voorwaardelijke veroordeling op de hoogte was als rechtens irrelevant ter zijde (vgl. HR 14 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5752, NJ 2005/328, HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7258, NJ 2009/554 en HR 19 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1256). Het hof is in het onderhavige geval van oordeel dat ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van 1 november 2012 de tenuitvoerlegging van de bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden dient te worden gelast, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep aan de orde – en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 primair en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte:
  • zich voor het einde van een proeftijd van
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. De veroordeelde moet zich binnen vijf werkdagen na aanvang van de proeftijd melden bij het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Amsterdam, thans zich bevindende aan de [adres 6] te Amsterdam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de Reclassering dit noodzakelijk acht. Tevens dient hij zich aan de afspraken met en aanwijzingen van de Reclassering te houden, ook indien dit inhoudt budgetbeheer bij Budget- en inkomensbeheer Bijzondere Doelgroepen (BIBT) of bewindvoering.
2. De veroordeelde is verplicht zich te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsproblematiek bij de forensische polikliniek van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de Reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Zaktelefoon blauw Samsung, itemnummer 4897180;
- Zaktelefoon blauw iPhone, itemnummer 4897181.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 1 november 2012, parketnummer 13-660453-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.N. van der Spoel, mr. J.L. Bruinsma en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 december 2015.
Mrs. Van der Spoel en Metgod zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.