ECLI:NL:GHAMS:2015:4080
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugbetaling van douanerechten op basis van artikel 239 CDW en de voorwaarden voor bijzondere situaties
Op 9 juli 2015 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verzoek om terugbetaling van douanerechten op basis van artikel 239 van het Communautair douanewetboek (CDW). Belanghebbende, een douane-expediteur, had in 2006 een verzoek ingediend voor terugbetaling van € 1.304.910,43 aan douanerechten, maar dit verzoek werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep volgde.
In hoger beroep stelde belanghebbende dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die terugbetaling rechtvaardigden. Het Hof oordeelde echter dat de voorwaarden voor terugbetaling op basis van artikel 239 CDW niet waren vervuld. Het Hof concludeerde dat er geen bijzondere situatie was die de terugbetaling kon rechtvaardigen, en dat de inspecteur terecht had gehandeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de douaneautoriteiten niet verplicht waren om elke aangifte fysiek te controleren, en dat de omstandigheden na het ontstaan van de douaneschuld geen rol konden spelen bij de beoordeling van de zaak.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd genomen in het openbaar en de partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.