ECLI:NL:GHAMS:2015:3621

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
200.174.828/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake civiele zaak met comparitie van partijen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een of meer vonnissen die eerder door de rechtbank zijn gewezen. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. A.W. Brantjes, hebben de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Vreeswijk, gedagvaard om voor het hof te verschijnen. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten. Dit houdt in dat partijen in persoon of vertegenwoordigd door een bevoegde persoon moeten verschijnen om inlichtingen te verstrekken, een minnelijke regeling te beproeven en het verdere verloop van het hoger beroep te bespreken. Dit kan onder andere mediation, bewijsvoering en rapportage door deskundigen omvatten.

Het hof heeft de partijen opgedragen om binnen een week hun verhinderdagen op te geven, zodat een datum voor de comparitie kan worden vastgesteld. Tevens is bepaald dat partijen uiterlijk twee weken voor de comparitie de relevante stukken in kopie aan het hof en de wederpartij moeten overleggen. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat er op dit moment geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke zaak. Het arrest is openbaar uitgesproken op 1 september 2015, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.174.828/01
zaaknummer rechtbank : C/13/575504/HA ZA 14-1078
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 september 2015
inzake
[appellant sub 1]en
[appellante sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.F.A. Vreeswijk te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten hebben bij exploot geïntimeerde aangezegd in hoger beroep te komen van een of meer tussen partijen in de onderhavige zaak gewezen vonnissen, met dagvaarding van geïntimeerde voor dit hof.
De zaak is op de rol ingeschreven en geïntimeerde is bij advocaat verschenen.

2.Beoordeling

Het hof ziet aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het verkrijgen van inlichtingen, het beproeven van een minnelijke regeling en/of het bespreken van het verdere verloop van het hoger beroep, waarbij onder meer mediation, bewijsvoering en/of rapportage door deskundigen aan de orde kunnen komen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en die bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten zullen verschijnen voor het tot raadsheercommissaris benoemde lid van het hof mr. C.C. Meijer, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op een nader te bepalen tijdstip, tot het hiervoor onder 2 omschreven doel;
bepaalt dat partijen binnen 1 week na heden op de rol van 8 september 2015 hun verhinderdagen en die van hun advocaten voor de eerstkomende 4 maanden kunnen opgeven,waarna het hof de dag en het tijdstip van de comparitie zal vaststellen, in welk geval behoudens klemmende redenen of overmacht geen uitstel van de comparitie meer zal worden verleend;
bepaalt dat partijen uiterlijk 2 weken vóór de dag van de comparitie de stukken waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, in kopie over zullen leggen door toezending aan het hof (roladministratie – team handel) en de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C.C. Meijer en J.W. Hoekzema en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.