Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
Het hof is wel met [geïntimeerde ] eens dat zolang erfdienstbaarheid II ongewijzigd op de strook rust, [geïntimeerde ] van de uitrit (waar de strook onderdeel van vormt) gebruik mag maken (…) Uitgaande van het bestaan van erfdienstbaarheid II is die vordering niet toewijsbaar...”.
niettot de strook behorende deel van de uitrit te blijven gebruiken. Het hof is daarom voornemens van de bewuste passages terug te komen.
Ervan uitgaand dat een oordeel over het tenietgaan van erfdienstbaarheid II ook de rechten van [geïntimeerde sr.] raakt en aldus sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, zal hij in het geding moeten worden betrokken teneinde zich daarover te kunnen uitlaten”. Daarmee was nog niet, althans niet uitdrukkelijk, een eindoordeel gegeven over de vraag óf de rechtsverhouding tussen partijen als een processueel ondeelbare rechtsverhouding moet worden aangemerkt. Partijen hebben zich over dit onderwerp in hun akten na tussenarrest niet uitgelaten. Het hof zal daar thans nader op ingaan.