ECLI:NL:GHAMS:2018:2846
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest over het tenietgaan van erfdienstbaarheid en eigendomsverkrijging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2018 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep betreffende de beëindiging van een erfdienstbaarheid en de eigendomsverkrijging van een strook grond. De zaak betreft appellanten [appellant sub 1] en [appellante sub 2], die samen met AANNEMINGSBEDRIJF [X] B.V. in hoger beroep zijn gegaan tegen [geïntimeerde]. De rechtsvraag draait om de vraag of de erfdienstbaarheid, die rust op de strook grond, teniet is gegaan en of [X] B.V. eigenaresse is geworden van deze strook.
Het hof heeft in eerdere arresten, waaronder een tussenarrest van 6 maart 2018, reeds vastgesteld dat [X] B.V. mogelijk bezitter was van de strook en dat de verjaring van de vordering tot beëindiging van het bezit relevant is. In het huidige arrest heeft het hof geoordeeld dat het belang van [X] B.V. bij de vordering tot vaststelling van eigendom voldoende is, en dat de erfdienstbaarheid II mogelijk teniet is gegaan op basis van artikel 3:106 BW. Het hof heeft besloten dat [geïntimeerde sr.], die ook rechten heeft op de erfdienstbaarheid, in het geding moet worden betrokken. Het hof heeft [X] B.V. bevolen om [geïntimeerde sr.] op te roepen, zodat deze zich kan uitlaten over de kwestie.
De beslissing van het hof houdt in dat verdere beoordeling van de zaak aanhangig blijft, en dat partijen hun verhinderdata moeten opgeven voor getuigenverhoren en een comparitie van partijen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot na de oproeping van [geïntimeerde sr.].