Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.Feiten
3.Overwegingen van de rechtbank
AWB 08/7903
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen uitnodigingen tot betaling (UTB’s) van douanerechten door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane aan [Y] B.V. De UTB’s betroffen een totaalbedrag van € 277.757,01 aan douanerechten, opgelegd in de periode van 23 juni 2004 tot en met 26 juli 2006. Belanghebbende, [Y] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze UTB’s, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank Haarlem heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft de feiten en de procesgang in detail bekeken, waaronder de verzoeken om terugbetaling van douanerechten die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaar na de wettelijke termijn was ingediend. Het Hof bevestigde ook dat de verzoeken om terugbetaling van douanerechten terecht waren afgewezen, omdat de goederen onder GN-code 0207 14 10 moesten worden ingedeeld, gezien het zoutgehalte van het kippenvlees dat minder dan 1,2% was. Het Hof oordeelde dat de aanvullende aantekening 7 op hoofdstuk 2 van de GN dwingende werking heeft en dat de inspecteur op basis van deze aantekening de verzoeken om terugbetaling terecht had afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof oordeelde dat er geen aanleiding was voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De kostenveroordeling en het verzoek om schadevergoeding werden afgewezen, omdat het hoger beroep ongegrond was.