In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een belastingzaak. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000, maar dit bezwaar werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De belanghebbende had geen omstandigheden aangevoerd die de vertraging konden rechtvaardigen. De zaak heeft een lange juridische geschiedenis, waarbij de Hoge Raad eerder een arrest heeft gewezen dat de behandeling van belastingzaken binnen een redelijke termijn vereist. Het Hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep met meer dan vijf jaar is overschreden. Dit leidde tot de toekenning van een schadevergoeding van in totaal € 5.500, waarvan € 500 aan de inspecteur en € 5.000 aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van belastingzaken en de gevolgen van vertraging voor de betrokken partijen. De kosten van de procedure werden ook vergoed, met een bedrag van € 121,75 aan de belanghebbende.