ECLI:NL:CRVB:2025:844
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering en onterecht opgelegde boete
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering van appellante door het Uwv over de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2021. Het Uwv heeft een bedrag van € 2.973,23 bruto teruggevorderd en een boete van € 743,31 opgelegd, omdat appellante onbetaalde werkzaamheden had verricht zonder dit te melden. Appellante stelt dat zij geen inkomen heeft ontvangen en dat er geen reden was voor herziening of terugvordering. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelt de Raad dat het Uwv ten onrechte de WIA-uitkering heeft herzien en teruggevorderd. De Raad concludeert dat appellante geen inkomen heeft genoten zoals bedoeld in de Wet WIA, en dat de boete onterecht is opgelegd omdat er geen benadelingsbedrag is vastgesteld. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept de besluiten van het Uwv, waarbij een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven in plaats van een boete. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante.