ECLI:NL:RBLIM:2023:6001

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 21/3301
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering met boete wegens schending inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de besluiten van het UWV tot herziening en terugvordering van haar WIA-uitkering. Eiseres ontving sinds 16 februari 2016 een WIA-uitkering, maar het UWV heeft vastgesteld dat zij sinds 2018 werkzaamheden heeft verricht bij een bedrijf zonder dit door te geven. Het UWV heeft daarop de uitkering herzien en een bedrag van € 2.973,23 teruggevorderd, alsook een boete van € 743,31 opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres betwistte de besluiten en stelde dat zij op vrijwillige basis werkte en dat haar situatie niet als een schending van de inlichtingenplicht kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld, aangezien eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank volgde de argumenten van eiseres niet en concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg en de proceskosten niet vergoed werden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3301

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.H.G. Pelzer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: P.L.E. Delahaije).

Inleiding

Herziening en terugvordering
Met het besluit van 30 augustus 2021 (primair besluit I) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres over de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2021 herzien en € 2.973,23 bruto als onverschuldigde betaling van eiseres teruggevorderd.
Boete
Met het besluit van 30 augustus 2021 (primair besluit II) heeft het UWV eiseres een boete ter hoogte van € 743,31 opgelegd.
In bezwaar is het UWV bij deze besluiten gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 24 november 2021.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres ontvangt sinds 16 februari 2016 een WIA-uitkering. Op 8 juni 2021 heeft het UWV tijdens een controlegesprek vastgesteld dat eiseres sinds 2018 werkzaamheden verricht bij [naam bedrijf] en dit niet heeft doorgegeven aan het UWV.
2. Het UWV heeft vervolgens de besluiten genomen die in de inleiding staan.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Om die reden heeft het UWV de WIA-uitkering herzien en beslist dat eiseres over de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2021 € 2.973,23 (netto € 2.907,36) te veel WIA-uitkering heeft ontvangen. Eiseres moet dat bedrag daarom terugbetalen. Daarnaast vindt het UWV dat eiseres een boete moet betalen van € 743,31 omdat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden.
4. Het UWV is van mening dat eiseres had kunnen weten dat haar werkzaamheden bij [naam bedrijf] van invloed zouden kunnen zijn op haar WIA-uitkering en dat zij deze had moeten melden. Dat alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de uitkering gemeld moeten worden staat namelijk in de toekenningsbeslissing van de uitkering en bij “uw rechten en plichten” op mijnUWV.nl. Volgens het UWV kunnen de werkzaamheden van eiseres bij [naam bedrijf] , ondanks dat eiseres er geen vergoeding voor kreeg, niet als vrijwilligerswerk worden aangemerkt omdat [naam bedrijf] geen Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI), geen vereniging of stichting, en geen Sociaal Belang Behartigende Instelling (SBBI) of Steunstichting is. Om die reden moeten de werkzaamheden volgens het UWV als arbeid worden gekwalificeerd en wordt er (de minimale) loonwaarde aan toegekend.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens haar is het besluit onvoldoende voorbereid, onvoldoende gemotiveerd en heeft er onvoldoende belangenafweging plaatsgevonden. Er is met name onvoldoende rekening gehouden met de (medische en financiële) omstandigheden van eiseres.
6. Eiseres geeft aan dat zij op vrijwillige basis werkzaam was bij [naam bedrijf] in de functie van gastvrouw. Eiseres ontving hiervoor nooit loon, noch enige andere vorm van vergoeding. Zij is van mening dat haar werk naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als vrijwilligerswerk behoort te worden gekwalificeerd gelet op de inhoud van de functie, de redenen waarom eiseres het betreffende werk verricht en ongeacht het feit dat geen sprake is van een ANBI, vereniging, stichting of SBBI. Mocht er wel sprake zijn van werkzaamheden die zij had moeten doorgeven, dan geldt daarvoor het volgende. In 2018 zat eiseres in een crisissituatie. Zij wijst op haar borderline persoonlijkheidsstoornis en daarmee verband houdende stemmingswisselingen, paniekstoornis, depressieve stoornis en impulsiviteit. Ook heeft eiseres last van astma. Vanwege deze crisissituatie en de omstandigheid dat eiseres niet, althans onvoldoende, op de hoogte was van (de inhoud van) de informatieverplichting, heeft eiseres nagelaten het UWV over haar werkzaamheden te informeren. Eiseres was ook niet in staat de gevolgen van niet-nakoming van deze verplichting te overzien. Volgens eiseres kan de schending van de informatieplicht haar niet worden verweten en is het UWV daar ten onrechte aan voorbijgegaan. Het UWV heeft de verplichting om wijzigingen door te geven ook niet, althans niet voldoende, gespecificeerd. Er werden bijvoorbeeld geen concrete voorbeelden genoemd. Eiseres voert ten slotte aan dat de belangen van het UWV niet zwaarder kunnen wegen dan het belang van eiseres bij het afzien van het terugvorderen van (een gedeelte van) de WIA-uitkering en het opleggen van de boete. Het besluit heeft voor eiseres namelijk zeer nadelige (financiële) consequenties. Vanwege haar financiële situatie kunnen de terugvordering en de boete door eiseres niet worden voldaan.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht de WIA-uitkering van eiseres heeft herzien en heeft beslist dat eiseres een deel van haar WIA-uitkering moet terugbetalen en een boete moet betalen. De rechtbank moet die vragen beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
8. De rechtbank vindt dat het UWV hier terecht toe is overgegaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Herziening en terugvordering van de WIA-uitkering
9. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat een besluit tot herziening en terugvordering van een uitkering een belastend besluit is waarbij het aan het UWV is om de nodige kennis over de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Daarbij heeft het UWV de bewijslast ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om over te gaan tot herziening en terugvordering van de uitkering over de genoemde periode.
10. Het UWV is op goede gronden ervan uitgegaan dat eiseres in de periode van
1 maart 2018 tot en met 30 april 2021 werkzaamheden heeft verricht bij [naam bedrijf] , waarvan zij geen melding heeft gemaakt. Het UWV was dan ook op grond van artikel 76, eerste lid, onder a, van de Wet WIA in beginsel verplicht de WIA-uitkering te herzien en het gedeelte wat geldt als onverschuldigd betaald (€ 2.973,23 bruto) terug te vorderen.
11. Volgens het UWV zijn de werkzaamheden die eiseres heeft verricht voor [naam bedrijf] niet als vrijwilligerswerk aan te merken. Daarbij is de aard van de activiteiten en de omgeving waarbinnen die activiteiten worden verricht van belang. [2] De werkzaamheden van eiseres bij [naam bedrijf] zijn verricht in het economisch verkeer en het verkrijgen van geldelijk voordeel is ermee beoogd of dit kon volgens de in het maatschappelijk verkeerd geldende normen redelijkerwijs worden verwacht. Het al dan niet daadwerkelijk ontvangen van een vergoeding is hierbij niet van belang. [3] Daarnaast wijst het UWV erop dat de werkzaamheden een structureel karakter hadden. Door geen melding te maken van haar werkzaamheden heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden. De werkzaamheden zijn volgens het UWV op geld waardeerbaar. De inkomsten mogen dan ook bepaald worden op het geldende wettelijke minimumloon. [4] De rechtbank kan het UWV hierin volgen.
12. Slechts indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [5] kan een dringende reden slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale en financiële consequenties die terugvordering voor een verzekerde heeft. Daarbij moet dan sprake zijn van een incidenteel geval waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is, en welke een individuele afweging van alle relevante omstandigheden noodzakelijk maakt. Daarvan is in het geval van eiseres, hoe vervelend het voor haar ook is, geen sprake. Dat het niet haar intentie was om dingen achter te houden voor het UWV, maakt dit ook niet anders. Verder oordeelt de rechtbank dat de omstandigheid dat eiseres psychische klachten heeft niet als een dringende reden kan worden aangemerkt om af te zien van herziening en terugvordering van de WIA-uitkering.
Boete
13. De rechtbank volgt de stelling van eiseres niet dat het UWV niet tot oplegging van een boete heeft mogen overgaan. De werkzaamheden van eiseres voor [naam bedrijf] zijn door het UWV vastgesteld, terwijl eiseres daarvan bij het UWV geen melding heeft gemaakt. De inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA is daarmee geschonden. Eiseres stelt dat haar niets te verwijten valt en dat het daarom onrechtvaardig is dat haar een boete wordt opgelegd. Uit het voorgaande volgt dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden bij [naam bedrijf] . Dat kan haar worden verweten. Het UWV was dus gehouden haar een boete op te leggen. Het UWV is daarbij terecht uitgegaan van normale verwijtbaarheid en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de overtreding.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
14. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar stelling dat het bestreden besluit onvoldoende voorbereid is. Het UWV heeft de nodige kennis vergaard over de relevante feiten en omstandigheden. Over deze feiten en omstandigheden lijkt ook geen discussie te bestaan. Dat eiseres wenst dat aan deze feiten en omstandigheden andere gevolgen worden verbonden doet daar niet aan af. Het is de rechtbank niet gebleken dat er naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel sprake zou zijn van vrijwilligerswerk. De rechtbank kan eiseres ook niet volgen in haar stelling dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Het UWV heeft in het bestreden besluit voldoende inzichtelijk uitgelegd hoe hij tot zijn besluit is gekomen. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van onvoldoende belangenafweging. Het UWV heeft uitgelegd waarom aan eiseres een boete wordt opgelegd van 25% van het bedrag van de terugvordering in plaats van 50%. Het UWV heeft een belangenafweging gemaakt en heeft daarbij rekening gehouden met de financiële situatie van eiseres.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht vastgesteld dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Het is daardoor terecht dat het UWV over de periode van 1 maart 2018 tot en met 30 april 2021 de WIA-uitkering van eiseres heeft herzien en teruggevorderd en een boete heeft opgelegd.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 oktober 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 10 oktober 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 7 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:707.
2.Het UWV verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:474.
3.Het UWV verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 16 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1678.
4.Het UWV verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 21 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:145.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 13 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:234.