ECLI:NL:CRVB:2025:740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van een WW-uitkering met boete wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die buiten Nederland verbleef. Appellant, die van 4 september 2017 tot en met 25 december 2018 als uitzendkracht werkte, ontving een WW-uitkering van het Uwv vanaf 31 december 2018. Het Uwv heeft de uitkering ingetrokken en teruggevorderd omdat appellant niet had doorgegeven dat hij in België woonde. De Raad heeft de vragen of het Uwv terecht de uitkering heeft ingetrokken en of de opgelegde boete voor schending van de inlichtingenplicht terecht was, bevestigend beantwoord. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in België verbleef en dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van intrekking of terugvordering af te zien, en dat de boete van € 40,- evenredig was, rekening houdend met de financiële situatie van appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.