ECLI:NL:CRVB:2025:467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van het besluit van 14 november 2017 waarbij de uitkering van appellante op grond van de ZW is beëindigd
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 14 november 2017, waarin de uitkering van appellante op grond van de Ziektewet (ZW) is beëindigd. Appellante stelt dat er nieuwe feiten zijn, namelijk haar gestelde diagnoses, die aanleiding zouden moeten geven om het eerdere besluit te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat deze diagnoses geen nieuwe feiten of omstandigheden opleveren die de beëindiging van de uitkering onterecht maken. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 mei 2024 bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten om het verzoek van appellante om terug te komen van het besluit van 14 november 2017 niet inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtens relevante nieuwe feiten zijn die de beëindiging van de uitkering zouden kunnen rechtvaardigen. De Raad heeft de argumenten van appellante, die voornamelijk een herhaling zijn van eerdere beroepsgronden, niet overtuigend geacht. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.