Uitspraak
22.2780 ZW
25 juli 2022, 21/5106 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
23 februari 2023 ingebracht. Appellante concludeert dat het verzoek om herziening ten onrechte is afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar herzieningsverzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar recht op ziekengeld. Appellante, die zich op 25 februari 2020 ziek meldde met griepklachten die later psychische klachten met zich meebrachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft haar op 18 maart 2021 medegedeeld dat zij per 19 april 2021 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar loon te verdienen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie was die niet al bekend was bij het besluit van 18 maart 2021. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel degelijk nieuwe feiten zijn, waaronder informatie van haar psycholoog die zou moeten leiden tot herziening van het besluit. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de door appellante ingebrachte informatie niet nieuw was en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het eerdere besluit te herzien. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.