ECLI:NL:CRVB:2025:205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering herleving Wajong-uitkering na intrekking en toepassing overgangsrecht
In deze zaak gaat het om de weigering van de Wajong-uitkering van appellant, die in 2002 was ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de herlevingstermijn van vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 3:21 van de Wajong, nog steeds van toepassing is op appellant, wiens uitkering vóór 1 januari 2016 is beëindigd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die eerder het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij door zijn inzet om te werken en geen gebruik te maken van sociale voorzieningen, recht had op een herleving van zijn Wajong-uitkering. De Raad oordeelt echter dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een beperking van de herlevingstermijn tot personen die op 1 januari 2021 nog in de herlevingstermijn zaten. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat artikel 8:10d van de Wajong in het geval van appellant buiten toepassing moet blijven. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat appellant geen recht heeft op een Wajong-uitkering.