ECLI:NL:CRVB:2025:309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het besluit van 19 augustus 2019 inzake Wajong-uitkering en afwijzing beroep op duuraanspraak
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 19 augustus 2019, waarin de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant, geboren in 1999, heeft meerdere keren een Wajong-uitkering aangevraagd, maar zijn verzoeken zijn steeds afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van het besluit van 19 augustus 2019. Appellant heeft aangevoerd dat er nieuwe medische gegevens zijn die zijn recht op een uitkering onderbouwen, maar de Raad oordeelt dat deze gegevens niet voldoende zijn om tot een ander besluit te komen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt dat er geen nieuwe feiten zijn die aanleiding geven tot herziening van de eerdere besluiten, en dat de medische situatie van appellant niet zodanig is veranderd dat dit een andere beoordeling rechtvaardigt. De Raad volgt de argumentatie van de verzekeringsartsen van het Uwv en concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant in de toekomst arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.