In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag door het Uwv. Appellant, geboren in 1997 en gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger, diende op 16 maart 2017 een aanvraag in voor een Wajong-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag op 10 mei 2017 afgewezen, met de motivering dat appellant op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 22 augustus 2017. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 25 maart 2021 behandeld. Tijdens de zitting, die via videobellen plaatsvond op 11 februari 2021, was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel. De Raad oordeelde dat de inschatting van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen onvoldoende was onderbouwd. De Raad concludeerde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door niet voldoende rekening te houden met de eerdere behandelingen en de resultaten daarvan.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en droeg het Uwv op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.068,- bedroegen, en moest het Uwv het griffierecht vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en onderbouwing in besluiten van het Uwv met betrekking tot arbeidsongeschiktheid.