ECLI:NL:CRVB:2024:1215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het besluit tot weigering Wajong-uitkering toe te kennen terecht
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen van een eerder besluit van 15 december 2017, waarin de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat het Uwv zijn eerdere besluit herziet. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 juni 2024 geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het eerdere besluit terug te komen. De Raad heeft geconcludeerd dat de door appellant ingebrachte medische stukken geen ander inzicht bieden in de ontwikkeling van zijn arbeidsvermogen dan eerder in 2017 is beoordeeld. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, omdat de ingebrachte informatie niet leidde tot een ander oordeel over de arbeidsvermogen van appellant. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat hij niet kan werken of zelfstandig wonen, niet overtuigend geacht en heeft de beslissing van het Uwv in stand gelaten.