Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante had een aanvraag ingediend bij het Uwv, maar deze werd afgewezen omdat niet kon worden vastgesteld of zij op haar achttiende verjaardag of daarna haar arbeidsvermogen had verloren. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de afwijzing van het Uwv in stand gelaten. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. R. Jethoe, voerde aan dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen deskundige in te schakelen en dat er onvoldoende informatie was verzameld over haar psychische klachten. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. E.S. Träger, verdedigde de afwijzing van de aanvraag en stelde dat de bewijslast bij appellante lag, vooral gezien de laattijdige aanvraag. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de aanvraag terecht had afgewezen. De Raad benadrukte dat de medische situatie van appellante op haar achttiende verjaardag niet kon worden vastgesteld en dat de beschikbare informatie niet voldoende was om aan te tonen dat zij recht had op een Wajong-uitkering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellante om een deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De uitspraak betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft en dat appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt.