ECLI:NL:CRVB:2025:1754
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WW-, ZW- en WIA-uitkeringen wegens niet-gemelde werkzaamheden door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving van 1 april 2013 tot en met 31 juli 2019 uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW), de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv heeft deze uitkeringen teruggevorderd omdat appellant werkzaamheden heeft verricht die hij niet heeft gemeld. Appellant betwist de rechtmatigheid van de terugvordering en stelt dat er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn werkzaamheden niet te melden. De Raad oordeelt dat de terugvordering van de uitkeringen in stand blijft, omdat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten, en de Raad bevestigt deze beslissing. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant en moet het griffierecht vergoeden.