Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het Uwv meer schade aan appellant moet vergoeden dan reeds is gedaan, naar aanleiding van een onterecht bekorte loonsanctie. Appellant, die sinds 2013 bij een werkgever werkte, meldde zich ziek in 2020 en vroeg in 2021 een WIA-uitkering aan. Het Uwv legde een loonsanctie op aan de werkgever, maar verkortte deze later. Appellant maakte bezwaar tegen deze bekorting en vroeg om schadevergoeding voor niet-uitbetaalde vakantie-uren. De rechtbank oordeelde dat het Uwv aansprakelijk was voor de schade, maar wees het verzoek om schadevergoeding voor niet-opgenomen vakantie-uren af. Appellant ging in hoger beroep, waarbij de Raad oordeelde dat het Uwv inderdaad aansprakelijk was, maar dat de berekening van de loonschade correct was. De Raad oordeelde echter dat appellant recht had op schadevergoeding voor niet-opgenomen vakantie-uren en kende een bedrag van € 124,67 toe, evenals wettelijke rente. De uitspraak van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en bevestigd voor het overige. De proceskosten werden ook vergoed.