Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Algemene wet bestuursrecht
1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Wet studiefinanciering 2000 – tekst ten tijde hier van belang
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
reisproduct: reisproduct als bedoeld in artikel 3.25,
reisrecht: recht om te reizen als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid,
reisvoorziening: voorziening als bedoeld in artikel 3.7 en paragraaf 3.7,
(…)
Artikel 3.7. Reisvoorziening
1. De reisvoorziening bestaat uit een reisrecht waarmee gedurende een bepaald deel van de week de student geen bedrag of een lager bedrag verschuldigd is aan de vervoersbedrijven, en kan voor groepen studenten bestaan uit een vergoeding in geld.
2. De vorm, wijze van toekenning en de voorwaarden van de reisvoorziening zijn bepaald in en krachtens paragraaf 3.7.
Artikel 3:24 Vorm toekenning reisvoorziening
(…)
2. Voor studenten die aanspraak hebben op studiefinanciering voor het volgen van een opleiding buiten Nederland, bestaat de reisvoorziening uit het bedrag, bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.3, eerste lid.
Artikel 3.25. Reisproduct
1. Het reisproduct is een elektronisch product dat studenten met een reisrecht kunnen koppelen aan een drager.
(…)
Artikel 3.27. Beëindiging reisrecht
(…)
2. Indien gebruik is gemaakt van het reisproduct na het moment, bedoeld in het eerste lid, aanhef, is degene aan wie het reisrecht is toegekend aan Onze Minister per halve kalendermaand een bedrag verschuldigd van, naar de maatstaf van 1 januari 2019:
a. € 75,00 voor zover het de eerste en de tweede halve kalendermaand betreft; en
b. € 150,00 voor zover het de derde en daaropvolgende halve kalendermaanden betreft.
3. De eerste helft van een kalendermaand loopt tot en met de vijftiende dag van die maand.
(…)
Door indexering zijn deze bedragen in het voorliggende geval hoger
Artikel 3.29. Vergoeding bij geen reisrecht (ten tijde in geding)
1. Wanneer een student door toedoen van Onze Minister over een periode ten onrechte niet over een geladen reisproduct beschikt, heeft hij over die periode jegens Onze Minister aanspraak op een vergoeding ter grootte van het bedrag, bedoeld in artikel 3.27, tweede lid, onder b, mits hij meer dan 8 weken vóór het begin van de desbetreffende kalendermaand, zowel de studiefinanciering heeft aangevraagd als alle benodigde gegevens voor het kunnen toekennen van studiefinanciering heeft verstrekt. Indien het betreft een reisvoorziening als bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, heeft hij slechts aanspraak op een vergoeding als bedoeld in de vorige volzin, indien hij tevens binnen een bij ministeriële regeling vast te stellen termijn, een aanvraag om deze reisvoorziening heeft ingediend.
2. De student vraagt de vergoeding aan binnen 2 weken na de dag waarop hij op de aanvraag voor het eerst studiefinanciering heeft toegekend gekregen of, indien dit later is, binnen 2 weken na de dag waarop voor het eerst zijn recht op studiefinanciering inging.
Artikel 5.3. Waarde van de reisvoorziening
1. Het deel van de prestatiebeurs hoger onderwijs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, is gelijk aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per student door het vervoerbedrijf aan Onze Minister in rekening wordt gebracht. De waarde wordt berekend door de voorlopige vergoeding voor het lopende kalenderjaar te corrigeren naar de correctie die de voorlopige vergoeding voor het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar onderging. Dit deel van de prestatiebeurs hoger onderwijs wordt niet uitbetaald of verrekend.
2. Indien de prestatiebeurs hoger onderwijs niet kan worden omgezet in een gift, wordt de tegenwaarde van de reisvoorziening kwijtgescholden over een maand waarover het reisproduct niet op een OV-chipkaart is geladen als bedoeld in artikel 3.26 of is stopgezet als bedoeld in artikel 3.27. In afwijking van artikel 1.2 is bepalend de toestand op enig moment van de maand. De over het kwijt te schelden bedrag opgebouwde rente gaat dan teniet. De kwijtschelding is niet van toepassing op een maand waarin een vergoeding als bedoeld in artikel 3.7, tweede of vierde lid, is toegekend.
1. Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst.
De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.