Uitspraak
14/4519 MAW, 14/4520 MAW, 14/4521 MAW, 17/2915 MAW, 17/2916 MAW,
17/2917 MAW, 17/2918 MAW, 17/2919 MAW, 17/2920 MAW, 17/2921 MAW
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de hoge tegemoetkoming in de reiskosten voor een groep appellanten, bestaande uit burgerlijke ambtenaren en militairen, die werkzaam zijn (geweest) bij een defensie-instelling. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellanten ontvingen voorheen een hoge tegemoetkoming in de reiskosten, maar deze werd per 1 januari 2014 beëindigd. De commandant van het Commando DienstenCentra had deze beslissing genomen op basis van de interpretatie van de Verplaatsingskostenregeling Defensie (VKRD), die stelt dat de plaats van tewerkstelling altijd bereikbaar moet zijn met openbaar vervoer, ook op ongebruikelijke uren. De Raad oordeelde dat de commandant in redelijkheid deze beëindiging kon doorvoeren, omdat de locatie altijd bereikbaar was met openbaar vervoer. De appellanten voerden aan dat ook rekening gehouden moest worden met de bereikbaarheid van hun woonadres, maar de Raad volgde deze redenering niet. Daarnaast werd vastgesteld dat de hoge tegemoetkomingen die vanaf medio 2011 waren toegekend, het gevolg waren van een verkeerde interpretatie van de regelgeving. De Raad bevestigde dat er geen grondslag was voor toekenning van de verhoogde tegemoetkoming in de reiskosten over de periode vóór 2011, en dat het gelijkheidsbeginsel niet verplichtte om gemaakte fouten in het verleden te herhalen. De rechtbank had de beroepen tegen de bestreden besluiten terecht ongegrond verklaard.