ECLI:NL:CRVB:2025:1635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA- en Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering en een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellant, geboren in 1993, heeft zich in 2021 ziekgemeld met klachten gerelateerd aan een autismespectrumstoornis (ASS) en heeft een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Overijssel heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in een nieuw besluit de afwijzing opnieuw gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van appellant, maar appellant is het niet eens met deze beoordeling en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant over arbeidsvermogen beschikt. De Raad heeft de medische beoordelingen van het Uwv onderschreven en vastgesteld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen. De Raad heeft ook geoordeeld dat appellant niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat hij na zijn 23e levensjaar over arbeidsvermogen beschikte. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de weigering van de WIA- en Wajong-uitkering blijft in stand. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt.