ECLI:NL:RBOVE:2024:4251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
ak_24_1945
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van onvoldoende gemotiveerde functionele mogelijkhedenlijst

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser had zich op 2 april 2021 ziek gemeld en op 9 januari 2023 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV weigerde deze uitkering met als argument dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van het UWV onvoldoende gemotiveerd is. Er is onduidelijkheid over de invloed van de angst- en stressklachten van eiser en de zwelling aan zijn hand op zijn beperkingen. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft aangetoond hoe deze klachten zijn meegewogen in de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV en draagt hen op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak.

Daarnaast wordt het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.750,- bedragen. De rechtbank benadrukt dat de motivering van de FML cruciaal is voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en dat het UWV hierin tekort is geschoten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1945

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,verweerder (het UWV),
gemachtigde: [gemachtigde].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet toekennen van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Met het besluit van 30 maart 2023 heeft het UWV geweigerd om aan eiser vanaf
31 maart 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van
18 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
2. Eiser is vanaf 23 maart 2020 voor gemiddeld 31,95 uur per week werkzaam geweest als medewerker goederen ontvangst (GO) in dienst van Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. Op 2 april 2021 heeft hij zich ziek gemeld. Eiser heeft op 9 januari 2023 een WIA-uitkering aangevraagd. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
3.1.
Het UWV heeft geweigerd om aan eiser vanaf 31 maart 2023 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft een UWV-arts een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld, waarin de beperkingen van eiser zijn vastgelegd. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze FML gewijzigd. Daarnaast heeft arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en heeft de arbeidsdeskundige vijf functies geselecteerd die eiser met zijn beperkingen kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiser deze functies ook met de gewijzigde FML nog kan vervullen. Met het loon dat eiser met de middelste van de drie functies met het hoogste loon kan verdienen, ontvangt hij 0% minder dan hij had voordat hij ziek werd, zodat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Standpunt eiser
3.2.
Eiser stelt, kort samengevat, dat zijn beperkingen onvoldoende terugkomen in de FML. Hij heeft daarbij gewezen op de ingebrachte medische informatie. Eiser vindt het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig en de motivering onvoldoende.
3.3.
Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de geduide functies niet kan verrichten. Functies in een kantoortuin of fabriekshal zijn niet geschikt voor eiser, omdat hij geen prikkels kan verdragen en snel is afgeleid.
Reactie UWV
3.4.
Het aangevoerde is voor het UWV geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen. Het UWV verwijst naar het rapport van 3 januari 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens het UWV heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML rekening gehouden met het ziektebeeld en de daardoor ontstane kwetsbaarheid van eiser. Ook ter voorkoming van overprikkeling zijn beperkingen aangenomen. De fysieke klachten van eiser zijn deels gehonoreerd. Het UWV stelt dat een medische onderbouwing voor verdergaande beperkingen naar aanleiding van fysieke klachten ontbreekt. Dat geldt ook voor de aanname van een urenbeperking.
3.5.
Het UWV is van mening dat eiser met de vastgestelde beperkingen voor arbeid in staat wordt geacht in theorie de geduide functies te kunnen uitoefenen.
Overwegingen van de rechtbank
Inleiding
4. De rechtbank moet beoordelen of het UWV aan eiser vanaf 2 januari 2023 terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. Dit betekent dat de rechtbank moet nagaan of het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank doet dit aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden. Tijdens de zitting is gebleken dat het geschil zich toespitst op de vraag of de angst- en stressklachten in combinatie met de slaapproblemen alsmede de klachten aan de handen en andere TOS-achtige klachten voldoende zijn meegewogen.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
6.1.
Ten behoeve van het besluit van 30 maart 2023 heeft een UWV-arts een rapport van
10 maart 2023 opgesteld. Dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. Tijdens de bezwaarprocedure heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd op 3 januari 2024. De UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben het dossier van eiser, waaronder informatie die eiser na het spreekuur met de UWV-arts heeft verstrekt, bestudeerd. De UWV-arts heeft eiser gezien en gesproken tijdens een spreekuur en hem psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting met eiser en heeft met hem gesproken en hem geobserveerd.
Angst- en stressklachten
6.2.
Eiser stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn angst- en stressklachten. Volgens het UWV is alleen sprake van een vermoeden van een angststoornis, maar dit is bij eiser niet gediagnostiseerd.
6.3.
Uit de informatie van de huisarts van 23 december 2019 blijkt dat eiser is doorverwezen in verband met een vermoeden van een angststoornis/depressieve stoornis. In de brief van 10 maart 2022 van het Autisme Kenniscentrum Zwolle is vermeld dat eiser zich heeft aangemeld met angst- en stemmingsklachten. In de CIR-rapportage van 17 mei 2022 staat dat eiser angst ervaart voor de toekomst. Uit analyse van de vragenlijsten komt naar voren dat bij eiser sprake is van een hoge mate van psychoneuroticisme (SCL-90 = 238), HADSNL: Angstsubschaal, vermoedelijk indicatie psychiatrisch toestandsbeeld. Daar is ook vermeld dat bij eiser sprake is van bewegingsangst. In de CIR-rapportage van
20 september 2022 is genoemd dat eiser te maken heeft met een angst om afgewezen te worden, zich klein en vernederd te voelen, weggespeeld te worden en niet goed genoeg te zijn. Verder blijkt uit de medische informatie van 20 december 2022 van de neuroloog dat eiser onder meer stress en angst ervaart. Op basis van de medische informatie is de rechtbank van oordeel dat, anders dan het UWV meent, de angst- en stressklachten van eiser wel enigszins geobjectiveerd zijn.
6.4.
De UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische gegevens over de angst- en stressklachten van eiser bij hun beoordeling betrokken. Ook tijdens de hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is over de angst van eiser gesproken. Maar uit de beschouwingen van de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet of en zo ja, welke invloed deze angst- en stressklachten hebben op de vastgestelde beperkingen. Nu de medische informatie de angst en stress van eiser wel enigszins objectiveert, vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd welke gevolgen deze klachten hebben voor de, met name, energetische beperkingen van eiser.
Slaapproblemen
6.5.
Eiser is van mening dat zijn slaapproblemen tot een urenbeperking moeten leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML van 3 januari 2024 voor werktijden opgenomen dat eiser ’s nachts niet kan werken en dat hij is aangewezen op regelmatige werktijden. Hij heeft geen urenbeperking opgenomen.
6.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 januari 2024 overwogen dat zich bij eiser geen ziekelijke aspecten voordoen die tot dusdanige slaapproblemen leiden, dat nog aanvullend een duurbeperking gesteld zou moeten worden vanwege energetische restricties. Het UWV heeft tijdens de zitting gesteld dat een slaapstoornis niet altijd tot een duurbeperking leidt.
6.7.
Uit de informatie van de huisarts van 23 december 2019 blijkt dat eiser toen moeite had met in slaap komen, doorslapen was geen probleem. In het medisch rapport van
10 maart 2023 is het dagverhaal van eiser beschreven. Hieruit blijkt dat eiser rond 10.00 uur opstaat en rond 0.00 uur naar bed gaat. Overdag slaapt hij niet. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vermeld dat de slaapproblemen van eiser zijn onderzocht. Eiser had wel te maken met stops 's nachts, maar weet niet hoeveel. Hij heeft 10 weken met beademing geslapen. Dit hielp wel voor de stops, maar hielp niet voor eisers klachten.
6.8.
In dit licht is de rechtbank van oordeel dat het UWV voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de slaapproblemen van eiser op zich niet leiden tot een urenbeperking. Uit de medische informatie blijkt niet dat eiser gedurende de nacht niet, of onvoldoende zou kunnen slapen, zodat de rechtbank ook niet inziet dat met de huidige aangenomen beperkingen onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de slaapproblematiek van eiser.
TOS-achtig beeld
6.9.
Eiser heeft in het beroepschrift gesteld dat het Thorarcic Outlet Syndroom (TOS) bij hem pijnklachten bij de nek, schouder, arm, polsen en handen veroorzaakt. Volgens eiser komen deze fysieke klachten onvoldoende terug in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML bij dynamische handelingen (rubriek 4) een beperking opgenomen voor duwen en trekken en lichte beperkingen voor tillen en dragen tijdens het werk.
6.10.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanwijzingen voor feitelijke somatische problematiek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat het TOS-achtige beeld dat de fysiotherapeut noemt een klein jaar voor datum in geding speelde. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit geen andere contouren dan verhoogde spierspanning in nek- en schouderregio, die destijds vooral als afgeleid fenomeen van psychomentale overbelasting gezien kon worden. Hij is van mening dat de signaalfunctie van de lichamelijke klachten toereikend is gehonoreerd met enige aandachtspunten voor de zwaarste fysieke belasting. De essentie van deze klachten heeft te maken met restricties op het psychomentale veld.
6.11.
De rechtbank stelt vast dat in het CIR-rapport van 17 mei 2022 is vermeld dat uit het fysiotherapeutisch onderzoek een TOS-achtig beeld naar voren komt. Verder is geen diagnose gesteld, die deze fysieke klachten kan verklaren. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom hij voor de genoemde fysieke klachten niet meer en geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt wel dat de pijnklachten verband kunnen houden met de psychische toestand van eiser, maar dit laat, anders dan eiser meent, onverlet dat voldoende is gemotiveerd dat zijn fysieke klachten minder beperkingen met zich brengen dan hij stelt. Van belang is immers niet alleen wat eiser ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen.
Zwelling aan de handen
6.12.
Eiser stelt dat hij beperkt is in het gebruik van de computer, omdat hij daarbij last krijgt van opgezwollen handen. In de FML zijn hiervoor geen beperkingen opgenomen.
6.13.
Uit de medische informatie van de neuroloog blijkt dat op 7 juni 2021 bij eiser roodheid en een lichte zwelling bij een gewricht in de rechter hand is vastgesteld. Tijdens de hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser verteld dat hij tijdens het werk bij Hornbach dikke en gezwollen handen kreeg. Ze zaten vol met vocht en 's avonds thuis zat hij met de handen omhoog. Ook heeft eiser tijdens de hoorzitting gezegd dat hij pijn heeft aan zijn handen, waardoor hij niet kan gamen.
6.14.
De rechtbank stelt vast dat aan de rechter hand van eiser een zwelling is geobjectiveerd. Uit de verzekeringsgeneeskundige rapporten blijkt niet of en zo ja, hoe deze aandoening is betrokken bij het vaststellen van beperkingen voor eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV ontoereikend heeft gemotiveerd dat de zwelling aan eisers hand niet leidt tot het opnemen van fysieke beperkingen in de FML.
Conclusie beperkingen
6.15.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de FML onvoldoende is gemotiveerd. Niet duidelijk is op welke wijze de angst- en stressklachten van eiser en de zwelling aan zijn hand bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zijn betrokken en welke gevolgen deze aandoeningen hebben voor de beperkingen van eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet deugdelijk is gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV voor het overige voldoende inzichtelijk onderbouwd dat in de FML de beperkingen van eiser juist zijn vastgesteld.
Arbeidskundig onderzoek
7.1.
De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben rapporten van 30 maart 2023 en 16 januari 2024 opgesteld. Op basis van de FML van 3 januari 2024 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiser in staat is de volgende functies te vervullen:
productiemedewerker textiel, geen kleding, (SBC-code 272043),
assemblage medewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041),
wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053),
archiefmedewerker (SBC-code 315132) en
medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010).
7.2.
Uit wat hiervoor is overwogen vloeit voort dat niet duidelijk is of in de FML van
3 januari 2024 voldoende beperkingen zijn opgenomen. Dit betekent dat ook onduidelijk is of eiser met zijn beperkingen deze functies kan vervullen. Dit leidt eveneens tot een motiveringsgebrek in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het UWV heeft de weigering om aan eiser vanaf 2 januari 2023 geen WIA-uitkering toe te kennen onvoldoende gemotiveerd. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond, omdat dit besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
8.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 januari 2024;
- draagt het UWV op een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.