ECLI:NL:RBOVE:2024:4250

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
ak_24_1944
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op een Wajong-uitkering en de rol van het UWV in de medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser, geboren in 1993, heeft zich op 2 april 2021 ziek gemeld na een periode van werk bij Hornbach Bouwmarkt. Het UWV heeft op 28 juni 2023 het arbeidsvermogen van eiser beoordeeld en geen Wajong-uitkering toegekend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft dit besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het UWV niet alle relevante medische informatie heeft betrokken bij de beoordeling van het arbeidsvermogen van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen arbeidsvermogen heeft door angst, stress en andere gezondheidsklachten, maar het UWV heeft deze klachten onvoldoende meegewogen. De rechtbank oordeelt dat de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen onvoldoende gemotiveerd is en in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten en het griffierecht aan eiser toekent.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige medische beoordeling door het UWV bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen, en de noodzaak om alle relevante informatie in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder(het UWV),
gemachtigde: [gemachtigde].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet toekennen van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Met het besluit van 28 juni 2023 heeft het UWV het arbeidsvermogen van eiser beoordeeld en aan hem geen Wajong-uitkering toegekend. Met het bestreden besluit van
18 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dit besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Wat aan de besluitvorming vooraf ging
2.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993. Zijn 18e verjaardag was dus op [geboortedatum] 2011.
2.2.
Eiser is vanaf 23 maart 2020 voor gemiddeld 31,95 uur per week werkzaam geweest als medewerker goederen ontvangst (GO) in dienst van Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. Op 2 april 2021 heeft hij zich ziek gemeld. Eiser heeft op 9 januari 2023 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Met het besluit van 30 maart 2023 heeft het UWV geweigerd om aan eiser vanaf 31 maart 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Met het besluit van 18 januari 2024 op het bezwaar van eiser daartegen is het UWV bij dat besluit gebleven. Eiser heeft ook tegen dat besluit beroep ingesteld. Dit is het beroep met zaaknummer ZWO 24/1945. De rechtbank beslist in dat beroep met een afzonderlijke uitspraak van heden.
2.3.
Eiser heeft op 15 juni 2023 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend en daarbij verzocht om een Wajong-uitkering. Dit heeft geleid tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunten van partijen
Standpunt UWV
3. Volgens het UWV heeft eiser geen recht op een Wajong-uitkering, omdat hij over arbeidsvermogen beschikt. Het UWV heeft dit gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen.
Standpunt eiser
4. Eiser stelt dat hij geen arbeidsvermogen heeft.
4.1.
Eiser is niet in staat om een uur achtereen een taak te verrichten, omdat hij snel is afgeleid. Zelfs bij een computerspel kan hij geen start maken, blokkeert hij of duurt het uren voordat hij ermee begint.
4.2.
Eiser is ook niet vier uur per dag belastbaar, omdat zijn angst, stress, pijn en vermoeidheid leiden tot een energetische beperking. Ook is sprake van een gebrekkige recuperatiefunctie. Daarnaast dient ook op preventieve gronden een urenbeperking te worden vastgesteld. Deze drie aspecten werken volgens eiser op elkaar in. Eiser wijst hierbij op de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid en wat hij daarover in de WIA-procedure heeft aangevoerd. Uit zijn werkverleden blijkt dat fulltime werken te veel is. Zo is hij van 32 uur per week naar 4 uur per week gegaan, omdat het niet meer ging. Bij Hornbach heeft hij effectief maar een maand gewerkt. Zelfs zijn dagbesteding is maar heel beperkt en het niveau daar ligt onder het niveau van een sociale werkvoorziening.
4.3.
Verder merkt eiser op dat de arbeidsdeskundige geen taak heeft genoemd, die eiser zou kunnen uitvoeren.
4.4.
Ook voert eiser aan dat hij niet beschikt over basale werknemersvaardigheden, omdat hij grote moeite heeft met communicatie en met het begrijpen van opdrachten.
4.5.
Verder stelt eiser dat het besluit niet goed is gemotiveerd, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport niet is ingegaan op de concrete voorbeelden die eiser heeft gegeven en wat hij tijdens de hoorzitting heeft gezegd.
Overwegingen van de rechtbank
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wanneer bestaat recht op een Wajonguitkering
6. Eiser heeft de aanvraag om een Wajong-uitkering gedaan na 1 januari 2015. Zoals volgt uit de uitspraak van de CRvB van 28 juni 2018, [1] dient in dit geval toepassing te worden gegeven aan de bepalingen van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015.
6.1.
Er is in deze zaak sprake van een laattijdige aanvraag. Bij een laattijdige aanvraag dient, naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong beoordeeld te worden of een betrokkene op grond van artikel 1a:1, tweede lid, alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Anders dan bij een tijdige aanvraag moet bij een laattijdige aanvraag een retrospectieve beoordeling plaatsvinden over een tijdstip in het verleden. Volgens vaste rechtspraak [2] ligt de bewijslast bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.
Dit betekent dat het voor risico komt van eiser als onvoldoende gegevens over zijn gezondheidstoestand en over de arbeidskundige situatie in het betreffende tijdvak beschikbaar zijn.
6.2.
Om een Wajong-uitkering te kunnen krijgen is vereist dat de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft en dat het ontbreken van dat arbeidsvermogen duurzaam is (Artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wajong in samenhang met artikel 2:4 eerste lid van de Wajong). Duurzaam betekent dat er geen mogelijkheden zijn om arbeidsvermogen te ontwikkelen (Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong in samenhang met artikel 2:4 tweede lid van de Wajong).
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij:
( a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
( b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
( c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of;
( d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Het UWV moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
6.3.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV aan eiser terecht geen Wajong-uitkering heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiser, de beroepsgronden.
6.4.
In geschil is of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser per [geboortedatum] 2011 (de dag dat hij 18 jaar is geworden) arbeidsvermogen had en, als dat het geval is, of dat arbeidsvermogen in de periode van vijf jaren daarna (dus tot [geboortedatum] 2016) niet blijvend is komen te ontbreken.
Tijdens de zitting heeft eiser erkend dat hij in een organisatie kan functioneren en over basale werknemersvaardigheden beschikt. Het geschil spitst zich dan ook toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarden dat eiser niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een uur, niet ten minste vier uur per dag belastbaar is en geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
6.5.
De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben rapporten opgesteld van 31 augustus 2023 en 3 januari 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de conclusies van de verzekeringsarts onderschreven. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn ervan uitgegaan dat eiser op zijn 18e jaar al ziek was.
6.6.
Eiser is in 2022 behandeld vanwege een TOS-achtig beeld, C5-C6 buiging disc/discopathie en klachten van hoofdpijn, pijn in de nek of hals, pijn in de schouders of hoog in de rug. Uit de informatie van CIR van 17 mei 2022 blijkt dat deze klachten toen ongeveer 1 tot 2 jaar geleden zijn begonnen en dat ze spontaan zijn ontstaan door overmatig tillen op het werk, verkeerde houding.
6.7.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis hiervan terecht aangenomen dat deze gezondheidsklachten niet worden veroorzaakt door de beperkingen die eiser op zijn 18e jaar had. Ze zijn immers ongeveer in 2020 ontstaan en dat was ruim na de 18e verjaardag van eiser op [geboortedatum] 2011. De klachten met een TOS-achtig beeld zijn daarom niet van belang voor de Wajong-beoordeling.
6.8.
Eiser heeft te maken met een pervasieve ontwikkelingsstoornis en ADD-kenmerken. Hij functioneert cognitief op begaafd niveau met een disharmonisch profiel ten nadele van de verwerkingssnelheid. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn ervan uitgegaan dat bij eiser op zijn 18e verjaardag sprake was van deze autistische stoornis. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben overwogen dat eiser rond zijn 20e jaar VMBO en MBO-niveau 4 heeft afgerond en daarna heeft gewerkt. Ze hebben op basis daarvan aangenomen dat eiser één uur aaneengesloten kon werken of vier uur per dag belastbaar was op zijn 18e jaar en dat er geen toename is van beperkingen door dezelfde ziekte binnen 5 jaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hieraan toegevoegd dat eiser feitelijk meer duurzaam heeft gefunctioneerd in arbeid, hoewel die wellicht niet in volle omvang aansloot bij zijn capaciteiten en kwaliteiten.
6.8.
Eiser stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn angst- en stressklachten. Volgens het UWV is alleen sprake van een vermoeden van een angststoornis, maar is dit bij eiser niet gediagnostiseerd.
6.9.
Uit de informatie van de huisarts van 23 december 2019 blijkt dat eiser is doorverwezen in verband met een vermoeden van een angststoornis/depressieve stoornis. In de brief van 10 maart 2022 van het Autisme Kenniscentrum Zwolle is vermeld dat eiser zich heeft aangemeld met angst- en stemmingsklachten. In de CIR-rapportage van 17 mei 2022 staat dat eiser angst ervaart voor de toekomst. Uit analyse van de vragenlijsten komt naar voren dat bij eiser sprake is van een hoge mate van psychoneuroticisme (SCL-90 = 238), HADSNL: Angstsubschaal, vermoedelijk indicatie psychiatrisch toestandsbeeld. Daar is ook vermeld dat bij eiser sprake is van bewegingsangst. In de CIR-rapportage van 20 september 2022 is genoemd dat eiser te maken heeft met een angst om afgewezen te worden, zich klein en vernederd te voelen, weggespeeld te worden en niet goed genoeg te zijn. Verder blijkt uit de medische informatie van 20 december 2022 van de neuroloog dat eiser onder meer stress en angst ervaart.
6.10.
Op basis van de medische informatie is de rechtbank van oordeel dat, anders dan het UWV meent, de angst- en stressklachten van eiser wel enigszins geobjectiveerd zijn. In het intelligentieonderzoek van april 2001, uitgevoerd door orthopedagoog drs. G. Scheifes-Sanderse, is vermeld dat eiser neigt naar wat teruggetrokken of angstig depressief gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een aanwijzing dat de angst- en stressklachten ook al speelden op de 18e verjaardag van eiser en de 5 jaar daarna.
6.11.
De UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische gegevens over de angst- en stressklachten van eiser bij hun beoordeling betrokken. Ook tijdens de hoorzitting met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is over de angst van eiser gesproken. Maar uit de beschouwingen van de UWV-arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet of en zo ja, welke invloed deze angst- en stressklachten hadden op de belastbaarheid van eiser op zijn 18e verjaardag en de 5 jaar daarna. Nu de medische informatie de angst en stress van eiser wel enigszins objectiveert en deze op de 18e verjaardag van eiser ook al aan de orde leken, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende hebben gemotiveerd welke gevolgen deze klachten op de 18e verjaardag van eiser en de 5 jaar daarna hadden voor zijn beperkingen. Daarmee is ook onvoldoende inzichtelijk onderbouwd dat eiser op zijn 18e verjaardag en de vijf jaar daarna een uur aaneengesloten kon werken en dat eiser toen ten minste vier uur per dag belastbaar was.
Arbeidskundig onderzoek
6.12.
De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben beoordeeld of eiser over arbeidsvermogen beschikt. Hiertoe hebben zij rapporten van 30 augustus 2023 en 17 januari 2024 opgesteld.
6.13.
De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben geconcludeerd dat eiser een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Zij baseren dit op het feit dat eiser vanaf 2020 meer dan een jaar voldoende heeft gefunctioneerd in een reguliere baan bij Hornbach. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft ook functies, die in het kader van de weigering van de WIA-uitkering voor eiser zijn geselecteerd aan deze conclusie ten grondslag gelegd. Het gaat om de volgende functies:
productiemedewerker textiel, geen kleding, (SBC-code 272043),
assemblage medewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041),
wikkelaar (nieuw en revisie) (SBC-code 267053),
archiefmedewerker (SBC-code 315132) en
medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010).
6.14.
Niet in geschil is dat de functie van medewerker GO bij Hornbach in het kader van de WIA-beoordeling ongeschikt is bevonden voor eiser. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is deze arbeidsongeschiktheid niet het gevolg van de autistische stoornis. De rechtbank merkt op dat niet kenbaar is beoordeeld welke gevolgen eisers angst- en stressklachten hebben (gehad) voor de uitval wegens ongeschiktheid van deze functie voor hem. Dit leidt ertoe dat uit het feit dat eiser in deze functie heeft gefunctioneerd niet zonder nadere motivering kan worden geconcludeerd dat eiser met zijn beperkingen in staat was deze functie te vervullen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat deze functie volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wellicht niet in volle omvang aansloot bij eisers capaciteiten en kwaliteiten.
6.15.
Verder is van belang dat de rechtbank in haar uitspraak van heden over het beroep tegen de weigering van de WIA-uitkering heeft geoordeeld dat onduidelijk is of eiser met zijn beperkingen de geselecteerde functies kan vervullen. Dit betekent dat op basis van deze functies ook niet kan worden geconcludeerd dat eiser in staat is een taak te verrichten.
6.16.
In de arbeidskundige rapporten is verder ook geen taak genoemd, die eiser zou kunnen doen. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat onvoldoende is gemotiveerd dat eiser op zijn 18e verjaardag, of de 5 jaar daarna een taak kon uitvoeren in een arbeidsorganisatie.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het UWV heeft bij de beoordeling van het arbeidsvermogen van eiser niet alle relevante medische informatie kenbaar betrokken en daarmee de weigering om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen onvoldoende gemotiveerd. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond, omdat dit besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
7.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Op deze zitting is ook het beroep met zaaknummer ZWO 24/1945 behandeld en de rechtbank heeft daarvoor in de uitspraak over die zaak al proceskosten toegekend. Daarom kent de rechtbank voor het deelnemen aan de zitting in deze procedure geen proceskosten toe. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 januari 2024;
- draagt het UWV op een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.H. Beenen-Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.