ECLI:NL:CRVB:2025:1621
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Wajong-uitkering eerder dan per 20 februari 2015 na herhaalde aanvragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om de Wajong-uitkering eerder dan per 20 februari 2015 toe te kennen. Appellant, geboren op [geboortedatum] 1989, heeft in het verleden meerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend, waarvan de eerste op 29 januari 2009, die werd afgewezen omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een herhaalde aanvraag op 30 januari 2014, die ook werd afgewezen, diende appellant op 20 februari 2020 een derde aanvraag in, waarop het Uwv hem een Wajong-uitkering toekende met ingang van die datum. Appellant verzocht echter om de uitkering met terugwerkende kracht te laten ingaan vanaf zijn achttiende verjaardag of ten minste een jaar voor zijn eerste aanvraag. Het Uwv weigerde dit, en na bezwaar en een uitspraak van de rechtbank, die het Uwv in het gelijk stelde, werd het hoger beroep ingesteld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om de uitkering eerder toe te kennen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De Raad bevestigde de gedragslijn van het Uwv om in dergelijke gevallen de uitkering met vijf jaar terugwerkende kracht toe te kennen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn, wat hier niet het geval was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen proceskostenvergoeding.