Uitspraak
SAMENVATTING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vaststelling van het WIA-dagloon van appellante, die een uitkering ontving na een periode van onbetaald verlof. Het Uwv had het dagloon vastgesteld op € 36,51, waarbij het loon van het eerste loonaangiftetijdvak na het verlof in aanmerking was genomen. Appellante was van mening dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met haar inkomen vóór het verlof, en dat de vaststelling van het dagloon onevenredig was. De Raad heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat het Uwv de wet- en regelgeving correct heeft toegepast. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het Dagloonbesluit rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het dagloon blijft vastgesteld op € 36,51. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten omdat het hoger beroep niet slaagde.