ECLI:NL:CRVB:2025:155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg wegens eerdere fraude
Deze uitspraak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het zorgkantoor heeft de aanvraag afgewezen omdat de appellante zich bij een eerdere verstrekking van een pgb niet heeft gehouden aan de opgelegde verplichtingen en fraude heeft gepleegd. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de afwijzing van het zorgkantoor en laat deze in stand. De appellante kan zich niet beroepen op de gedragingen van haar gewaarborgde hulp, aangezien de verantwoordelijkheid voor het pgb bij de budgethouder ligt.
De zaak is behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. E.E. Dekker, heeft aangevoerd dat de regelgeving niet op haar van toepassing is, omdat de fraude is gepleegd door haar gewaarborgde hulp. De Raad oordeelt echter dat de verplichtingen van het pgb de verantwoordelijkheid van de budgethouder zijn, ongeacht de betrokkenheid van derden.
De Raad heeft ook overwogen dat de appellante geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die een afwijking van de wet rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor het pgb in stand blijft. De appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.