In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting. De appellant, die in het verleden als dakloze algemene bijstand ontving, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 2.926,-. Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant in beginsel voldoende inkomsten had om voor de kosten te reserveren. Appellant voerde aan dat zijn gokverslaving hem verhinderde om te reserveren voor noodzakelijke bestaanskosten, en dat dit een bijzondere omstandigheid vormde. De Raad oordeelde echter dat de gokverslaving geen bijzondere omstandigheid opleverde die de afwijzing van de aanvraag kon rechtvaardigen. De Raad bevestigde dat de wetgever niet de bedoeling had om bijstand te verlenen voor kosten die men had kunnen reserveren, zelfs niet als deze kosten voortvloeien uit een gokverslaving. Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn toegewezen, omdat de redelijke termijn van vier jaar was overschreden. De Raad kende appellant een schadevergoeding van € 500,- toe, te betalen door de Staat.