ECLI:NL:CRVB:2016:4255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Sociale verzekeringsbank tot verrekening van kosten in bezwaar met vordering op betrokkene
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de bevoegdheid van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om kosten in bezwaar te verrekenen met een vordering die de Svb op betrokkene heeft. Betrokkene en zijn echtgenote ontvingen een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) en hadden eerder een proceskostenveroordeling gekregen van de rechtbank. De Svb had deze kostenveroordeling verrekend met een openstaande vordering op betrokkene en zijn echtgenote, wat door de rechtbank als onterecht werd beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb wel degelijk bevoegd was om deze verrekening uit te voeren. De Raad heeft daarbij verwezen naar relevante artikelen uit de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht, die de mogelijkheid van verrekening onder bepaalde voorwaarden toestaan. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Svb is ongegrond verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.