ECLI:NL:CRVB:2025:1340
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van procesbelang en schadevergoeding toegewezen wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Het Uwv had in een eerdere beslissing op bezwaar de bezwaren van appellante gegrond verklaard en haar recht gegeven op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 4 september 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor had appellante geen belang meer bij een oordeel in hoger beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, met name omdat de totale procedure meer dan zes jaar heeft geduurd. De Raad heeft een schadevergoeding van € 2.500,- toegewezen, waarbij het Uwv en de Staat ieder voor een deel verantwoordelijk zijn voor de vergoeding. De Raad heeft ook de proceskosten van appellante toegewezen aan het Uwv en de Staat, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.