ECLI:NL:CRVB:2025:127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van ZW-uitkering aan betrokkene en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan betrokkene door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene, die als productiemedewerker/agrarisch medewerker werkte, had zich ziekgemeld na een bedrijfsongeval op 18 april 2019. Per 25 november 2019 heeft het Uwv hem een ZW-uitkering toegekend, maar appellante, de voormalige werkgever van betrokkene, betwistte dit. Appellante stelde dat betrokkene ondanks zijn medische beperkingen in staat was om zijn eigen werk te verrichten en dat hij geen recht had op de uitkering. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd moest worden op de laatste werklocatie van betrokkene, maar op een breder begrip van 'zijn arbeid' bij een soortgelijke werkgever. De beroepsgrond van appellante over de re-integratieverplichtingen van betrokkene werd verworpen, omdat deze buiten de reikwijdte van het geding viel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die eerder had geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had toegekend. De Raad oordeelde dat de toekenning van de ZW-uitkering aan betrokkene per 25 november 2019 in stand blijft, en dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld.