ECLI:NL:CRVB:2025:1129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) wegens schending van de inlichtingenverplichting en inkomsten uit verhuur
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand die aan appellant is verleend op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de eerste drie maanden van 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de inkomsten uit de verhuur van twee woningen. Appellant stelt dat de verhuuractiviteiten onderdeel uitmaken van zijn ondernemingsactiviteiten en dat de inkomsten uit verhuur met de gemaakte zakelijke kosten hadden moeten worden gesaldeerd. Hij voert ook aan dat de gebruikerskosten van de woningen hoger zijn dan het college heeft aangenomen en dat hij over de inkomsten uit de verhuur van een van de woningen niet kon beschikken omdat deze deel uitmaakte van een onverdeelde nalatenschap. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuur van de woningen tot de kernactiviteiten van zijn onderneming behoorde en dat de inkomsten uit verhuur als inkomen in de zin van artikel 32 van de Participatiewet moeten worden beschouwd. De Raad concludeert dat appellant niet in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en bevestigt de intrekking van de bijstand.