ECLI:NL:CRVB:2025:109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van laattijdige aanvraag en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. De Raad heeft vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van appellante op haar zeventiende verjaardag ligt, en dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante van 17 december 2014 tot haar achttiende verjaardag beschikte over arbeidsvermogen. Appellante had in 2014 en 2015 aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv zijn afgewezen. In 2019 diende zij opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv weigerde deze op basis van eerdere besluiten. Appellante stelde dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat haar psychische klachten niet goed waren meegenomen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv op goede gronden de aanvraag had afgewezen en dat er geen aanleiding was om terug te komen op eerdere besluiten. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat zij over arbeidsvermogen beschikte. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om relevante informatie tijdig aan te leveren.