ECLI:NL:CRVB:2025:1083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Definitieve vaststelling van NOW-subsidies en belangenafweging bij loonkosten
In deze zaak gaat het om de definitieve vaststelling van de subsidie voor loonkosten op grond van de NOW-3, NOW-5 en NOW-6 door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan betrokkene, een uitzendbedrijf. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister de NOW-subsidies terecht per loonheffingennummer heeft vastgesteld. Betrokkene had twee loonheffingennummers, L02 en L03, en heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de subsidies voor loonheffingennummer L03, waarbij de minister de loonkosten van twee werknemers die intern zijn doorgestroomd van L03 naar L02 heeft betrokken. De Raad oordeelt dat de minister bij de vaststelling van de subsidies een belangenafweging heeft gemaakt en dat de gekozen oplossing passend maatwerk biedt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister de belangen niet juist had afgewogen, maar de Raad vernietigt deze uitspraak en verklaart de beroepen van betrokkene ongegrond. De Raad benadrukt dat de minister bij de uitvoering van de NOW-regelingen veel beslissingsruimte heeft en dat de systematiek van subsidieverlening per loonheffingennummer noodzakelijk is voor een eenvoudige en geautomatiseerde uitvoering. De Raad concludeert dat de terugvordering van te veel ontvangen voorschotten niet onevenredig is en dat de minister zijn bevoegdheid correct heeft toegepast.