ECLI:NL:CRVB:2022:1282
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de subsidievaststelling en terugvordering van voorschotten op grond van de NOW-1
In deze zaak gaat het om de vaststelling van een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW-1 regeling. Appellant, eigenaar van een wasserij, had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanwege omzetverlies door de coronamaatregelen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had een voorschot verleend, maar bij de definitieve vaststelling werd een lager bedrag vastgesteld dan het voorschot. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de minister ten onrechte geen rekening had gehouden met een gecorrigeerde loonopgave. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht de loongegevens had vastgesteld op basis van de peildata zoals vastgelegd in de NOW-1. De Raad concludeerde dat de minister geen onredelijke gevolgen had veroorzaakt door de lagere vaststelling en dat de terugvordering van het te veel betaalde voorschot gerechtvaardigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.