In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1987, had een laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die eerder was afgewezen omdat er onvoldoende medische gegevens waren om zijn arbeidsongeschiktheid op zijn zeventiende en achttiende levensjaar vast te stellen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herbeoordeling van zijn aanvraag rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van medische gegevens bij de appellant ligt, vooral gezien het tijdsverloop sinds zijn achttiende verjaardag. De Raad oordeelde ook dat de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure aanleiding gaf tot schadevergoeding, die werd vastgesteld op € 500,-. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de appellant.