In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1 september 2016 bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet. De herziening en terugvordering betreft de periode van augustus 2017 tot en met mei 2019, waarbij het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch de bijstand heeft herzien in verband met gokactiviteiten en contante stortingen. De Raad heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het recht op bijstand kan worden vastgesteld, ondanks de gokactiviteiten van appellant. In het bestreden besluit heeft het college de bijstand herzien en teruggevorderd op basis van gokinkomsten en een nabetaling van achterstallig loon. De Raad oordeelt dat het college niet op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak, omdat het college het totaalbedrag van de nabetaling niet correct heeft toegerekend aan de maanden waarop het betrekking heeft. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien door het terugvorderingsbedrag lager vast te stellen en het college te veroordelen in de proceskosten van appellanten. De uitspraak benadrukt het belang van het correct vaststellen van inkomen en de juiste uitvoering van eerdere uitspraken door bestuursorganen.