ECLI:NL:CRVB:2024:75
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op nabestaandenuitkering en arbeidsongeschiktheid onder de Algemene nabestaandenwet
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2024, wordt geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) op juiste gronden geen nabestaandenuitkering aan appellante heeft toegekend per 1 januari 2021. De Raad concludeert dat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt is, wat een vereiste is voor het recht op de uitkering. De herziening van de nabestaandenuitkering op 1 januari 2019, 1 januari 2020 en 1 november 2020 wordt eveneens als terecht beoordeeld. Appellante, die sinds 1 juni 2012 een nabestaandenuitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Svb die de uitkering beëindigden en herzien. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Raad wordt bevestigd. De Raad oordeelt dat de medische onderzoeken en rapporten van het Uwv voldoende onderbouwd zijn en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de geselecteerde functies voor appellante ongeschikt zijn. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de Svb de nabestaandenuitkering terecht heeft herzien en dat appellante geen recht heeft op een uitkering vanaf 1 januari 2021. De uitspraak benadrukt de noodzaak van objectieve medische gegevens en de rol van de arbeidsongeschiktheidscriteria in de beoordeling van het recht op uitkering.