1.6.Bij besluit van 22 november 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 april 2019 ongegrond verklaard, onder verwijzing naar de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de Svb terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante heeft vastgesteld op minder dan 45%, zodat appellante na 30 juni 2019 geen recht meer heeft op een nabestaandenuitkering op grond van de ANW. Daartoe heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag en dat in het in beroep overgelegde (aanvullende) rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 10 december 2020 afdoende is gemotiveerd dat wat appellante in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding vormt om meer beperkingen aan te nemen en tot een ander oordeel dan de bezwaarverzekeringsarts te komen. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om de beperkingen weergegeven in de FML van 9 oktober 2019 voor onjuist te houden. Verder is de rechtbank van oordeel dat, uitgaande van de juistheid van de FML, de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn. De arbeidsdeskundige van het Uwv heeft op toereikende wijze gemotiveerd dat de bij de functies voorkomende signaleringen niet in de weg staan aan de geschiktheid van de functies. De stelling van appellante dat de Svb onzorgvuldig heeft gehandeld door de gewijzigde FML niet met het bestreden besluit te overleggen, heeft niet geleid tot gegrondverklaring van het beroep. In beroep is het stuk alsnog aan appellante verstrekt. Voor zover hier sprake is van een gebrek, heeft de rechtbank aanleiding gezien om het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat aannemelijk is dat appellante hierdoor niet is benadeeld.
3. Appellante heeft zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de ANW heeft de nabestaande die arbeidsongeschikt is recht op een nabestaandenuitkering. Het begrip arbeidsongeschiktheid is nader gedefinieerd in artikel 11 van de ANW.
4.1.2.Artikel 11, eerste lid, van de ANW bepaalt dat arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder de in het eerste lid eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe die persoon met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
4.1.3.Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de ANW eindigt het recht op nabestaandenuitkering indien niet langer aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, wordt voldaan.