Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
23 januari 2007 en 21 oktober 2008. Dit blijkt ook uit het feit dat zij in bezwaar heeft verzocht om toekenning van de Wajong-uitkering met terugwerkende kracht en heeft betoogd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in haar stelling dat haar aanvraag ook ziet op een beroep op een regeling toegenomen arbeidsongeschiktheid. De beroepsgrond dat het Uwv niet conform de uitspraak van de Raad van 14 januari 2015 [1] heeft besloten, heeft de rechtbank daarom verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich, onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar beroep, terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderende omstandigheden zijn die maken dat zou moeten worden teruggekomen van de eerdere besluiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 mei 2021 afdoende gemotiveerd dat vrijwel alle ingebrachte (medische) gegevens ook bij de eerste Wajong-beoordeling of bij het eerdere verzoek om terug te komen van die beoordeling al zijn meegewogen. Daarnaast heeft hij inzichtelijk gemotiveerd dat de overige ingebrachte informatie geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevat die een ander licht werpen op de situatie in de periode van de zeventiende tot de achttiende verjaardag. Hij heeft verwezen naar het rapport van
16 november 2006 waarin is vastgesteld dat appellante niet eerder dan op 1 januari 2003 op 29-jarige leeftijd volledig arbeidsongeschikt is geworden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 26 januari 2022 naar aanleiding van de in beroep ingebrachte medische informatie geconcludeerd dat vrijwel alle stukken ver na de periode in geding zijn opgesteld en dat het feit dat appellante ver na deze periode psychisch is gedecompenseerd niet relevant is voor de onderzoeksvraag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat het feit dat de specialisten, in vele jaren later opgestelde behandelverslagen, in de voorgeschiedenis melding maken van psychische klachten in de jeugd, geen aanleiding geeft om vanuit verzekeringsgeneeskundig perspectief aan te nemen dat de Wajong-beoordeling in de relevante periode onjuist zou zijn geweest. Hij heeft daarbij onder meer van belang geacht dat de ernst-inschatting van die klachten op de achttiende verjaardag niet berust op objectieve gegevens uit die tijd. Dat er onvoldoende stukken uit de relevante periode beschikbaar zijn die een betrouwbaarder beeld geven over de toenmalige medische toestand van appellante komt voor haar rekening en risico. De rechtbank merkt daarbij op dat zij er niet aan twijfelt dat appellante kampt met veel klachten en beperkingen, maar dat de informatie die appellante hierover heeft gegeven geen aanleiding geeft om te twijfelen aan het medisch oordeel over de situatie tussen haar zeventiende en achttiende verjaardag. Daarom ziet de rechtbank ook geen aanknopingspunten voor het inschakelen van een deskundige. Van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is de rechtbank niet gebleken. Ook is niet gebleken dat het Uwv destijds een evident onjuist besluit heeft genomen.